J.C. Freese (1757-1819), Pruisisch generaal/geodeet die trigonometrische metingen uitvoerde in Oostfriesland. Ook zijn metingen zijn terug te vinden in Monatliche CorrespondenzA Vincente Tofino (1740-1806). Deze Spaanse Marine-officier/hydrograaf was in de periode 1768-1795 verbonden aan de Academia de Guardias Marinas waaronder de sterrenwacht van Cadiz viel. Cadiz, de Marine sterrenwacht San Fernando op het eiland Léon was het referentiepunt van alle Spaanse trigonometri sche kaarten.9 Vanaf 1767 gaf de Spaanse Marine jaarlijks een eigen sterren-almanak uit de Almanaque Nautico y Efimérides astronómicas die veel overeenkomsten had met die van de Britten, Fransen en Nederlanders (vanaf 1787). De Spaanse almanak was geheel geörienteerd op de sterrenwacht San Fernando. Tofino was sinds 1775 lid van de 1'Académie des Siences, na de publicatie van zijn Atlas Maritimo de Espana (1789) kreeg hij de leiding bij het tot stand komen van de eerste grote trigonometrische kaart van de Middellandse Zee. Deze zeekaart sloot weer aan op de West-Europese militaire landkaart van Delaistre. De Tofinokaart was gemaakt in opdracht van Spanje, Frankrijk, Italië en Malta. (De UB te Leiden heeft de uitgave van Tofino uit 1811.) Kolom 5: J.F. van Beeck Calkoen 1772-1811) publiceerde als astronoom (te Leiden en na 1805 te Utrecht) uitvoerig over zijn astronomische plaatsbepalingen en tijdmetingen in binnen- en buitenlandse vakbladen, zoals Korist en Letterbode en Monatliche Correspondenz. J. de Gelder (1765-1848), wiskundige, als professor verbonden aan de Artillerie- en Genieschool te Delft. Zijn Werkdadige meetkunst voor kadetten (1816) schreef hij voor cadetten en adelborsten die daar in de periode 1816-1828 samen hun ingenieursopleiding genoten. Krayenhoff was op 30 mei 1789 bevorderd tot overste en op 28 maart 1806 werd hij kolonel. In de tussenlig gende periode had hij de functie van Directeur-ingenieur. In zijn "Batavische Vermessungen" noemde hij zichzelf: Oberst-Lieutenant, Directors der Fortificationen und Inspector der Landes-Wasser-Werke. Pas halverwege de 19^e eeuw, na de introductie van civiel-ingenieurs, zouden de Fortificaties en de Waterstaat separate overheidsorganisaties worden.10 Een logisch vervolg op al deze centraal geregelde metingen was de oprichting van het "Bureau Topographique", zoals men dat toen noemde, in 1804. De eerste Chef hiervan was Kolonel van de generale staf J.M.M. Ferriere (1771-1813). W.P. Camp (1761-1855) was als artillerie-officier/ingenieur te werk gesteld in het Genie-departement Wedde en Westwoldingerland. Zijn opdrachtgever daar was de in tabel 2 genoemde Genie-officier/ingenieur Kolonel A. Croiset (1753-1838). Camps metingen werden door de Pruisische generaal Von LeCoq vergeleken met die van hemzelf (afb. 3). Van de astronoom Jabbo Oltmanns (1783-1833) kreeg Camp de nodige kitiek op zijn meet- en rekenwerk, doch dit werd in 1816 weer recht gezet ten voordele van Camp. Buyskes was in rang iets ouder dan Krayenhoff, hij werd in 1804 Kapitein-ter-zee (kolonel) en in 1807 Schout-bij-nacht. Ze kwamen elkaar ondermeer tegen als "Aides de Camp van Zijne Majesteit". De organisatie van Landmacht-ingenieurs 1801-1804 Omdat Britten, Fransen en Spanjaarden verge lijkbare ingenieursorganisaties hadden, die, wat de uitvoering van hun werk betreft, identiek aan het meten en rekenen waren, zal de Nederlandse organisatiestructuur nader uiteengezet worden. Het jaarlijks uitgegeven Naam en rangregister der officieren van de Nationale Armee, in dienst der Bataafsche Republiek: zo binnen 's Lands als in de Oost- en West-Indische Colonien en Bezittingen van den Staat geeft hierover nauwkeurige informatie. Zie afbeelding 4, titel pagina Naam- en rangregister officieren. Bij "Officieren van de Genie", onder het hoofd "Departement en garnizoenen van het Corps Directeurs en ingenieurs" is te lezen dat ons land ingedeeld was in zes departementen, met aan het hoofd van ieder departement een direc teur-ingenieur, die de rang van overste of kolonel had. Totaal waren er rond 70 ingenieurs in dienst, van wie een vijftal in de koloniën geplaatst waren. Met name genoemd werden Suriname en St. Maarten, Kaap de Goede Hoop en Batavia. Uit tabel 1 en 2 is direct af te leiden dat de triangulatiewerkzaamheden, de veldmetingen onder leiding van Krayenhoff, zowel nationaal als internationaal vanaf het hoogste weten- 145

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2009 | | pagina 19