de Curatoren, aldus te citeren: "oorbaar achten, dat de professie der voors. consten onderhouden werden." En met die "consten werden uiteraard landmeetkunde en mathema tica bedoeld. Hij beëindigde deze bijdrage met te constateren dat aan het einde van de 17e eeuw 'overal in het land de colleges in het landmeten en de vestingbouw op hun laatste benen liepen', hetgeen ook bleek uit opschriften als "Duyttsche Mathematicque verloopt" en "Einde van de Ingenieursschool". De opleiding tot landmeter bleef nog bestaan aan de Franeker Hogeschool en nog later aan de Fundatie van Renswoude te Utrecht die beide de continuïteit van het schoolonderwijs in het landmeten tot in de 19de eeuw hebben verzekerd, aldus Teeling. In het zesde en laatste deel van zijn artikelen serie ging Teeling verder in op de 'opleidings mogelijkheden voor landmeters in de 17e eeuw', waarvan de wortels o.a. door Gemma Frisius al in de 16de eeuw zijn gelegd en in de daaropvolgende Gouden Eeuw zijn uitbreiding vond aan meerdere opleidings-mogelijkheden als in Breda, Utrecht en Franeker. Bovendien beschreef Teeling particuliere en lokale oplei dingen, waarvan de eerder al vermelde Fundatie van Renswoude het belangrijkste voorbeeld was. Samengevat noemde hij toen al een groot aantal namen van landmeters uit de periode van de 16e-18e eeuw, van wie velen in het boek "De Landmeter" zijn vermeld. Hij besloot zijn serie met op te merken dat "...wij van de opleidingsmogelijkheden tot landmeter in de voorbije eeuwen ons wel een vaag beeld kunnen vormen, doch dat onze kennis hier nog vrij beperkt is Teeling voegde de daad bij het woord en publiceerde in 1949 in zes afleve ringen deze serie "Oud-Nederlandse land meters". En als laatste opmerking: "Bronnenonderzoek, gestadig bijeenverza melen van gegevens door velen brengt ons voetje voor voetje nader tot wat meer kennis over de Nederlanders die lang voor ons de landmeterij bedreven." Dat Teeling intussen bagatelliseerde dat ook aan de Groningse universiteit landmeters werden opgeleid nam jhr.prof.dr. Pieter Jan van Winter (1895-1990) hem kwalijk, zo is al aangehaald in de column van nummer 2008-1 van dit tijdschrift. "Ing. P.S. Teeling, de man van het 'Repertorium'van 1981, heeft omstreeks 1950 in het 'Orgaan van Technische Ambtenaren van het Kadaster' over de Groningse Universiteit de staf gebroken met de knorrige ontkenning van mogelijke ontdekking van iets van belang aldus Van Winter, die dat nogal scherp weerlegde. "De bronnen voor de geschiedenis van de landmeterij aan de Universiteit van Stad en Lande liggen zo voor de hand, dat ieder die ogen heeft om te zien en zijn blik zonder vooringenomenheid laat rondgaan, die gegevens ontdektzo startte hij het hoofdstuk daarover in zijn boek "Hoger beroepsonderwijs avant-la-lettre" uit 1988 (afb. 2). Afb. 2. Het enige boek met kritiek op Teeling? Slot Manco's maakte deze schrijver meer dan goed, want in de vele jaren daarna deed hij uitgebreid aan het al eerder door hem gesignaleerde gebrek aan bronnenonderzoek, hetgeen in 1981 uitmondde in zijn publicatie "Repertorium van Oud-Nederlandse landmeters". En dat onder- PJ. van Wbiöt 157

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2009 | | pagina 31