De boedel van Wageningen. Verdeling van de leer middelen van de opgeheven landmeterscursus in 1936 De dertiger jaren van de vorige eeuw bestreken in Nederland een roerige periode met de geo desie. Het begon dadelijk per 1 januari 1930 met de overdracht van de uitkomsten, de bescheiden en het grootste deel van de instru menten van de Rijksdriehoeksmeting naar de Bijhoudingsdienst bij het Kadaster. Dan, daar na, de bezinning op de toekomstige taak of taken van de Rijkscommissie voor Graad meting en Waterpassing (RCGW), in 1937 leidend tot de omvorming tot Rijkscommissie voor Geodesie. 1931 was ook het jaar van de vestiging te Delft van de toen binnen de Alge mene Dienst van de Rijkswaterstaat ingestelde Meetkundige Dienst. Wetenschappelijk waren er professor Vening Meinesz's successen met de zwaartekrachtsmetingen onderzee, in 1934 culminerend in zijn spraakmakende expeditie met de K XVIII, enkele weken nadat hij namens het bestuur van de RCGW aanzat bij het diner ter gelegenheid van het gouden jubileum van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde. En dan, in 1935, de opheffing van de landmeterscursus aan de Landbouw hogeschool (LHS) te Wageningen en de instel ling van de opleiding tot civiel-landmeter bij de TH Delft. Al enige tijd werd erover na gedacht, maar het overlijden, in september 1934, van prof.ir. J.W. Dieperink, die als hoog leraar in het landmeten, het waterpassen en de geodesie vanaf het begin bij de LHS leiding aan de cursus had gegeven, gaf de doorslag. Van "geëxamineerd en beëdigd landmeter" naar civiel-landmeter In Delft werd sinds januari 1843 bij de oplei ding van civiel- en bouwkundig ingenieurs les gegeven in de praktische landmeetkunde en, in verband met het grotere werk, in de beginselen van de (hogere) geodesie. Van 1847 tot 1861 was er gelegenheid tot het volgen van een éénjarige cursus als voorbereiding om op te gaan voor "geëxamineerd en beëdigd landmeter een status die om het beroep in Nederland te kunnen uitoefenen in 1825 verplichtend was ingevoerd. Na de doorstart in 1864 van de ingenieursopleiding aan de Polytechnische School, zonder landmeters cursus, werd de in 1825 ingevoerde reglemen tering van het beroep van landmeter met examenplicht in 1865 verlaten en de uitoefe ning van het beroep vrijgegeven. De status "geëxamineerd en beëdigd landmeter" bleef bestaan, maar was facultatief. Toch werden allengs hogere eisen gesteld aan de kennis van landmeters in overheidsdienst en volgden, vooral na 1890, aspirant-landmeters van het Kadaster in Delft enkele lessen in landmeten, waterpassen en geodesie. Het waren onder werpen die sinds decennia een door studenten 'weiniggewaardeerde ballast" vormden in hun opleiding tot civiel-ingenieur.1 Een reguliere hogere opleiding voor het beroep van landmeter was er echter niet; niet in Delft en nergens, totdat die in 1918 werd ingesteld aan de LHS te Wageningen. Die zou primair moeten voorzien in de behoefte aan geschoolde landmeters voor de kadastrale dienst in Nederland of Nederlands Oost-Indië. Die nadrukkelijk kadastrale insteek zou tijdens de economische crisis van de jaren dertig de aanleiding worden tot een bezinning op een bredere maatschappelijke oriëntatie van de opleiding en de verhuizing naar Delft. Er was toen voorlopig geen vraag naar kadastrale aspirant-landmeters, en Dieperinks opvolger, de meer theoretisch ingestelde lector J.M. Tienstra, zag ruimere ontplooiingsmoge lijkheden bij de TH. Destijds was Wageningen prof.dr.ir. LeenAardoom 1 Herman de Wolff, "De voorgeschiedenis", in: René van der Schans (red.), Steeds voor u/jou de plaats bepalend. 50 jaar oplei ding tot geodetisch ingenieur, Delft 1998, p. 16-23 12

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2010 | | pagina 14