Varia: landmeter en ingenieur Van der Kemp ontmaskerd 25 juli 1781.9 Hij was in 1803 'landmeter en inspecteur aan de bovenrivieren'.10 Engelman schreef in 1820 het boek "Verhandeling over de droogmaking van het Haarlemmermeer en aangelegen plassen" naar aanleiding van een prijsvraag in 1819. Zijn plan werd overigens niet goed genoeg gevonden. Tot slot: de toenmalige gemeente Nieuwveen vernoemde in 1962 paden naar de landmeters Klaas Vis, Jan van Blanken en Jan Switzer, ook met hun admissies bij Muller en Zandvliet te vinden. Adri den Boer Niets om wakker van te liggen, maar als hij vanuit het Friese weer ten tonele komt' dan herleven de vragen. Wie was toch precies die "landmeter en ingenieur Van der Kemp", die op 6 juni 1823 in herberg "De Wijnberg" te Bolsward met Jacob van Lennep en Gijsbert Karei van Hogendorp zijn verveling wegens het dagelijks lopen en passentellen weg dronk?2 En twijfelde de heer Kreffer3 terecht aan diens identificatie met de hem bekende landmeter Pieter van der Kemp die in 1833 metingen verrichtte in het Tongerense veen? Onder verwijzing naar zijn bespreking4 van de uitvoerige verhandeling over de topografische kartering van Noordoost-Nederland in de jaren 1819-1829 onder leiding van de genie-officier W.U. Huguenin (1791-1847)5 en naar een werk over de geschiedenis van Smallingerland, citeert Holsbrink een schrijven van mei 1822 waarin Huguenin voor zijn medewerkers "de heren luitenants-ingenieur Van Oosterhoudt en Van der Kemp civiele medewerking vraagt. Onder leiding van 1ste luitenant-ingenieur Huguenin werkten de 2de luitenants-ingenieur Van Oosterhoudt, Van der Kemp en Jooss sinds 1820 aan een topografische kartering van de provincies Groningen en Friesland, een werk dat zich ook zou moeten uitstrekken over geheel Oost-Nederland, maar dat wat de noordelijke provincies aangaat in 1824 ter hoogte van Steenwijk zou worden gestaakt.6 Vanuit het in 1814 opgerichte Topographisch Bureau hadden zij, samen met de collega's Huguenin - al in 1814 2de en in 1817 bevor derd tot 1ste luitenant - en Bosch, onder leiding van kapitein-ingenieur J.C. Biben (1792-1865) in 1819 en 1820 ook gewerkt aan een 19-bladige topografische kaart van de linker Maasoever tussen Grave en Roermond.7 9 E. Muller en K. Zandvliet, Admissies als landmeter in Nederland voor 1811, Alphen aan den Rijn 1987, p. 182 9 Roel de Neve, In dienst van 's Rijks Waterstaat, in: Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 57, 2003, p. 186 (noot 4) Henk Holsbrink, Varia: landmeters uit 'Geschiedenis van Smallingerland', in: De Hollandse Cirkel (DHC) 11 (2009), p. 117-118 2 L. Aardoom, Varia: ontmoetingen met landmeters, ingenieurs en andere ruimtelijke denkers, in: DHC 3 (2001), nr. 2, p. 13-14 3 J.C. Kreffer, Varia: landmeter Pieter van der Kemp, in: DHC 3 (2001), nr. 3, p. 19 4 DHC 8 (2006), p. 31-35 5 H J. Versfeit en M. Schroor, De atlas van Huguenin. Militair-topografische kaarten van Noord-Nederland, Groningen 2005. 6 Peter Karstkarel, Topografische kartering van Noordoost-Nederland 1820-1824, in: Caert Thresoor 2 (1983), p. 12-13 7 C. Koeman, Een fundamentele wijziging van de opvattingen over de geschiedenis der kartografie van Nederland in de periode 1780-1830, in: Tijdschr. Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap, Tweede reeks, deel LXXVIII (1961), p. 419-428 42

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2010 | | pagina 44