Alle officieren - ook Biben en Huguenin -
werden op de oorspronkelijke stukken vermeld
zonder hun voornamen of -letters, wat doet
vermoeden dat zij onder hun collega's-
ingenieur geen achternaamgenoten hadden.
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat
2de luitenant-ingenieur Van der Kemp de
gelijknamige "landmeter en ingenieur" was
met wie Van Lennep en Van Hogendorp in
1823 te Bolsward kennis maakten.
Concluderend dat het Topographisch Bureau in
de jaren 1820-1824 slechts één 2de luitenant
Van der Kemp kende en dat die, gezien zijn
rang, toen om en nabij de twintig moet zijn
geweest, valt het oog op Pieter Hendrik, de op
2 mei 1801 in Den Haag geboren zoon van mr.
Johannes Cornelius van der Kemp (1768-1823)
en Caroline Adriana de Lille. Pieter Hendrik
was van goede komaf8 en een officiersoplei
ding aan de in 1814 in het nabije Delft gestarte
Koninklijke Artillerie- en Genieschool moet
voor hem een gepaste uitdaging zijn geweest.
Na zijn opleiding zal hij in of kort vóór 1819
zijn geplaatst bij het Topographisch Bureau om
te assisteren bij de topografische opnemingen
langs de Maas en in Noordoost-Nederland.
Mogelijk was luitenant Van der Kemp tot 1829
in Oost-Nederland nog betrokken bij de voort
zetting van de kartering; zeker is dat hij in
1830 als genist gelegerd was in Antwerpen,
waarheen hij, na een periode van detachering
naar Mechelen, medio september werd terug
geroepen om te helpen de Citadel in staat van
verdediging te brengen.
Citadel van Antwerpen
Aanvankelijk waren het schermutselingen met
de omwonende opstandige zuidelijke landge
noten die de bezetting bezig hielden, waarbij
de historische actie op 5 februari 1831 van
luitenant ter zee 2de klasse Jan van Speyk ook
op Van der Kemp grote indruk moet hebben
gemaakt. De patstelling werd doorbroken toen
Frankrijk zich in de zomer van 1832 daadwer
kelijk met de zaak inliet en de commandant
van een samengetrokken legermacht op
30 november de Citadel opeiste. Er volgde een
beleg van ruim drie weken met wederzijdse
beschietingen en verliezen. Daarbij werd Van
der Kemp - sinds het voorjaar van dat jaar
kapitein der genie - in de namiddag van
22 december bij de verdediging van Bastion
nummer 4 door een Franse geweerkogel, in zijn
bovenbeen, buiten gevecht gesteld; daags vóór
de overgave, die, gewond als Van der Kemp
was, leidde tot zijn evacuatie per schip naar
Holland. Daar kwam hij weer op verhaal en
zijn gelijknamige zoon Pieter Hendrik (1845-
1921) zou het gebeuren aan de hand van door
zijn vader nagelaten aantekeningen jaren later
op schrift9 kunnen stellen.
Pieter Hendrik jr. trad niet in het militaire
spoor van zijn vader, maar legde met publica
ties wel historische belangstelling voor het
krijgsbedrijf aan de dag. Zijn vader Pieter
Hendrik sr. - 'onze' Pieter Hendrik van der
Kemp dus - was in 1837 te Maastricht
getrouwd met jkvr. Bernardine Julie Louise
Dibbets, de in 1817 in Den Haag geboren
dochter van baron B.C.J. Dibbets (1782-1839).
De uit het Gelderse Terwolde afkomstige luite
nant-generaal Dibbets had zijn adellijke titel te
danken aan zijn standvastig handelen in 1830
als bevelhebber van Maastricht, waardoor de
stad en daarmee heel Zuid-Limburg uiteinde
lijk voor Nederland behouden bleven. Zijn
schoonzoon, 'onze' Pieter Hendrik van der
Kemp dus, klom bij de genie op tot luitenant
kolonel, de rang waarin hij, gepensioneerd en
als ridder in de Militaire Willems-orde en de
Nederlandsche Leeuw, op 2 mei 1867 - zijn
66ste verjaardag! - te Utrecht overleed.
Delft
Een halve eeuw eerder - omstreeks 1817 - zal
Pieter Hendrik van der Kemp, als cadet der
genie 'paraderend' langs de Oude Delft, vol
bewondering zijn nagekeken door Pieter, het
op 28 september 1809 geboren zoontje van
Pieter van der Kemp - koopman te Delft - en
Maria Geertruij Hazelhorst. Pieter jr. kan zijn
moeder niet hebben gekend, want Maria
8 Zijn vader was in 1814 ondermeer advocaat-generaal bij het Hooggerechtshof in Den Haag Nederland's Patriciaat 10 (1919),
p. 184).
9 P.H. van der Kemp, Herinneringen van een Nederlandsch genie-officier over Antwerpen en zijn Citadel in de jaren der Belgische
omwenteling, in: De Militaire Spectator 1907
43