Reactie In zijn schotschrift Sleutelwoord voor de 19de eeuwse koloniale cartografie: nauwkeurigheid (pp 138-141 in nummer 2009-4 van De Hollandse Cirkelbreekt Jeroen Mohrmann de staf over de manier waarop kartografen sedert 1945 de geschiedenis van de Nederlandse koloniale kartografie beschrijven. Dat gebeurt blijkbaar met instemming van de redacteuren van De Hollandse Cirkeldie de redactie van het betrokken zustertijdschrift Caert-Thresoor niet om een reactie vroegen. Eerst krijgt in Mohrmann's bijdrage de geodeet/kartograaf Koeman ervan langs omdat hij in Schakels met het verleden, de geschiedenis van de karto grafie van Suriname (1973) het niet nodig gevonden zou hebben een relatie te leggen tussen de koloniale kartografie en het werk van astronomen, geodeten en hydrografen. Dan wordt een opmerking in de Grote atlas van Nederlands Oost-lndië, niet van Rob van Diessen (aan wie het als geen ander te danken is dat het aan Nederlands-Indië resp. het handelsgebied van de VOC gewijde kaartmate riaal weer voor iedereen toegankelijk is) maar van mij uit zijn verband gerukt (de reguliere triangulatie van Java ten behoeve van de uitgave van de topografische kaart 1100 000 begon in 1853 door de Geografische Dienst van het Departement van Marine, en Mohrmann leest dat alsof ik stel dat in de Indische archipel pas in 1853 astronomische plaatsbepalingen uitgevoerd zouden zijn). Tenslotte worden het mede door mij begeleide proefschrift Baron von Derfelden van Hinderstein 1783-1857 door Piet Broeders (2006) en een eveneens door hem geschreven bijdrage in Caert-Thresoor 2009-2 aange vallen. De toon die de heer Mohrmann hierbij aanslaat gaat die van een wetenschappelijk discours onnodig te buiten, temeer daar hij zelf blijk geeft van een ernstige aanval van tunnel visie met betrekking tot het begrip nauwkeu righeid. Kern van het verschil in standpunt ligt in de bij geodeten en kartografen vigerende verschil lende opvattingen over nauwkeurigheid. De eerste gaat meer uit van een absolute, karto grafen van relatieve nauwkeurigheid en beide benaderingen hebben hun bestaansrecht in het kader waarin ze gehanteerd worden. In de Indische archipel was vóór 1825 van een beperkt aantal punten een astronomische plaatsbepaling uitgevoerd en op basis van de hydrografische kartering en de kennis van die punten was een globale intekening van de kustlijn van de eilanden tot stand gekomen. Wanneer nu, na studie van vele elkaar tegen sprekende weergaves van die kustlijn en andere bronnen door compilatie een kaart tot stand komt, waarop het gekozen verloop van de kustlijn over de hele linie een duidelijke verbe tering betekent ten opzichte van het bestaande materiaal (en de toestand zoals we die nu kennen meer benadert) dan zeggen kartografen dat die nieuwe kaart een grotere nauwkeurig heid heeft dan de voorgaande. En wanneer de argumenten voor de keuze van een bepaald verloop van èlk onderdeel van de kustlijn bovendien duidelijk en eenduidig worden gepresenteerd, zoals in de Mémoire analytique van Von Derfelden van Hinderstein, dan wordt daarmee belangrijk wetenschappelijk werk verricht. In zijn proefschrift zet Broeders, die verbaasd is over de hevige kritiek door eigen tijdse hydrografen zoals Baron P. Melvill van Carnbee op het compilatie-werk van Von Derfelden ten behoeve van een overzichtskaart van de Indische archipel, de geografische coördinaten van een aantal punten in Nederlands-Indië zoals vastgesteld door Melvill en zoals uit bronnen afgeleid door Von Derfelden naast elkaar. Wanneer men deze uitkomsten vergelijkt met geografische coördi naten ontleend aan Google Earth, blijkt dat men niet kan stellen dat de uitkomsten van Melvill steeds nauwkeuriger zijn dan van Von Derfelden. Veel van de afwijkingen tussen beiden is te verklaren uit een verschil van 3 minuten in de positie van Batavia waar beiden van uitgegaan zijn. Een dergelijke eenvoudige conclusie uit de vergelijking van geografische coördinaten mag volgens Mohrmann alleen door geodeten getrokken 46

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2010 | | pagina 48