Afbeelding 3. Heliotroop
voldeden aan de gestelde nauwkeurigheden.
Het gevolg was dat prof. Stamkart van de
Nederlandse regering opdracht kreeg voor de
uitvoering van een geheel nieuwe driehoeks
meting. De hoekmetingen waren tot op een
drietal punten na gereedgekomen toen hij
overleed in 1882. Intussen was in 1879 door de
Koninklijke Academie van Wetenschappen de
Rijkscommissie voor Graadmeting en
Waterpassing ingesteld. Men had blijkbaar al
in de gaten dat Stamkart het niet lang meer zou
maken en vond het wenselijk om de voltooiing
van de werkzaamheden aan het driehoeksnet
veilig te stellen. Tevens was er een instantie
nodig die de waterpassing van Nederland tot
een goed einde zou brengen. Na het overlijden
van Stamkart werd zijn werk grondig geanaly
seerd. Dit liep uit op een grote teleurstelling
omdat de resultaten van Stamkart in vele
opzichten nog slechter waren dan die van
Krayenhoff. De Rijkscommissie adviseerde
dan ook om ook deze metingen niet te
gebruiken voor de Europese graadmeting en
vroeg toestemming aan de regering om weer
geheel opnieuw te mogen beginnen.
Afbeelding 4. RD-meetwagen op de trein
Opdracht aan Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing
Ook toen al was de regering zuinig ingesteld
en men kan zich voorstellen dat de zeer
kostbare uitvoering van het plan veel moeite en
overtuigingskracht heeft gekost om dit project
goedgekeurd te krijgen. Uiteindelijk gaf de
regering in 1885 toe en werd de
Rijkscommissie voor Graadmeting en
Waterpassing belast met het meten van een
nieuw driehoeksnet in Nederland. De
werkzaamheden, die direct in 1885 begonnen,
stonden onder leiding van prof.dr. Schols.
Maar ook hij was al op leeftijd en overleed in
1897. Het werk werd voortgezet en voltooid
door prof.ir. Heuvelink.
De metingen voor het hoofddriehoeksnet - dat
bestond uit 180 hoofdpunten en tussenpunten -
werden onder andere uitgevoerd met een
Wanschaff theodoliet (afb. 2) met een diameter
van de horizontale rand van 35 of 21 cm. Ook
gebruikte men een heliotroop om via weerkaat
send zonlicht het punt waarop gericht moest
worden te markeren (afb. 3). Alles bij elkaar
zijn dat grote en zware instrumenten en dat
moest dus de torens opgesjouwd worden.
Voor het meten vertrok men vanuit Delft per
trein naar de diverse regio's. Een van de
meetwagens werd vooruit gestuurd met de
goederentrein (afb. 4). Ter plaatse aangekomen
huurde men dan een paard en nam arbeiders
aan die bij de metingen moesten assisteren
(afb. 5). Het assisteren bestond uit het naar
boven dragen van de instrumenten of om
kunstige bouwwerken van hout in elkaar te
zetten, bijvoorbeeld voor metingen boven op
een toren of een ander ontoegankelijk gebouw
zoals te zien is op een tweetal foto's van het
Afbeelding 5. Meetwagen met paard
.3