Afbeelding 10. Meetopstelling op de toren van
Westerland (1900)
Hoewel het werken op grote hoogte niet zonder
gevaar was, is het slechts één keer voorge
komen dat iemand naar beneden is gevallen en
overleed. Dat was in 1888. Uit het dagboek van
Heuvelink, dat in het bezit is van het
Kadastermuseum (afb. 11), blijkt dat de
weduwe natuurlijk netjes persoonlijk in kennis
is gesteld en dat zij 25 gulden kreeg om het
leed enigszins te verzachten. Naar verluid is de
broer van de overledene toen als vervanger
aangenomen om de familie toch een redelijk
inkomen te verschaffen. Ir. Heuvelink schreef
keurig een brief aan de Rijkscommissie waarin
hij het voorval meldde. De tekst is als volgt:
Hooggeleerde heer,
Den 16 Aug had te Appingedam een treurig
ongeval plaats.De arbeider Tap, die daar
heliotropeerde is door een misstap gevallen,
door een tijdelijke opening in den vloer boven
op den toren. Hij was onmiddellijk dood. Om
nieuwe balken te kunnen aanbrengen was de
vloer gedeeltelijk opgebroken.
Om zoo mogelijk de dagbladen voor te zijn met
hunnen dikwijls niet juiste voorstelling van
dergelijke ongevallen, deel ik u dit ten
spoedigste mede en heb ik gemeend van dit
geval aan alle leden der Commissie direct
bericht te moeten zenden.
Na beleefde groeten verblijf ik Met hoogach
ting, Uw Dw D'
(w.g) FF. J. Heuvelink
Zoals bekend bij de wiskundigen onder ons
kunnen in een driehoek waarvan 1 zijde en 2
hoeken bekend zijn, alle andere ontbrekende
gegevens worden berekend. Op dit principe
berust de driehoeksmeting. Door een relatief
korte zijde (lengte ruim 2 kilometer) in de
buurt van Bonn te gebruiken als basis voor de
berekening van het driehoeksnet, kon men na
vele hoekmetingen over heel Nederland alle
zijden van het netwerk berekenen en zo een
coördinatensysteem opbouwen. Ter controle
heeft men in 1913 een basismeting bij Stroe
uitgevoerd (afb. 12). Daarbij heeft men de
berekende en de gemeten basis met elkaar
vergeleken en kwam men tot de conclusie dat
de afwijking te gering was om de eerder uitge
voerde berekeningen te corrigeren. Dit klinkt
nu heel simpel, maar deze berekeningen waren
pas echt klaar in 1924. Daar zat dan wel de le
Wereldoorlog tussen en men wachtte ook nog
op het besluit over invoering van de
standaardmeter.
Afbeelding 11. Fragment van tekst uit brief van
Heuvelink
Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting
Toen men bijna klaar was met het meten van
het net van eerste
ordepunten, kreeg
de commissie in
1904 de opdracht
om t.b.v. van de
kadastrale
metingen het net te
verdichten met een
aantal tweede- en
derde ordepunten. Afbeelding 12.
In 1928 is de Basismeting bij Stroe
5