De wereldwijde triangulatie en de door Nederlandse officieren toegepaste wiskunde 1787-1850 Jeroen Mohrmann In vorige artikelen kwam ik tot de conclusie dat de wereldwijde triangulatie gerealiseerd werd door internationale samenwerking op het hoogste niveau. Astronomen coördineerden en verifieerden en onder leiding van hydrografen en geodeten werden de veldmetingen uitgevoerd en in triangulatiejournalen vastgelegd. Met name de vooruitgang van zeevaartkunde, carto grafie, astronomie, geodesie en hydrografie is niet realiseerbaar zonder internationale samen werking. De wiskunde kan men hierbij beschou wen als een noodzakelijk 'gereedschap' om eenduidig met vakgenoten van gedachten te kunnen wisselen. Een direct zichtbaar resultaat van internationale samenwerking was de met sprongen nauwkeuriger wordende verzameling van geauthoriseerde basispunten, gepubliceerd in vaktijdschriften. Met deze basispunten werden trigonometrische kaarten geconstrueerd. Een Nederlands voorbeeld hiervan is het meet- en rekenwerk van J.H. van Swinden (astro noom), C.R.T. Krayenhoff (geodeet) en A.A. Buyskes (hydrograaf), dat zich succesvol verder ontwikkelde (zie de bijlage.) Dit alles resul teerde in door Nederlandse officieren gecon strueerde kaarten die ruimschoots voldeden aan de internationale wetenschappelijke criterea. In dit artikel is het uitgangspunt dat er, wanneer we kijken naar de historische ont wikkeling van de wiskunde, directe relaties te leggen zijn tussen de toegepaste wiskunde en de Nederlandse bijdrage in de wereldwijde driehoeksmetingen. De Lengtegraadcommissie als regisseur van de bij triangulatie noodzakelijke wiskunde In Nederland bestond in de periode 1787-1850 "De Commissie tot de zaaken, het bepalen der lengte op zee en de verbetering der zeekaarten betreffende", hier kortweg verder de Lengte graadcommissie genoemd.1 Deze, achteraf gezien, succesvolle commissie kreeg juist onder Franse invloed een extra stimulans om de Nederlandse cartografie op een professio neel, internationaal aanvaard niveau te brengen en te houden. Toen in 1787 Van Swinden zich als astronoom, tevens als eerste voorzitter van de Lengtegraadcommissie, met het lengte graadprobleem ging bezig houden was het studieboek van Pybo Steenstra, Grondbeginsels der stuurmanskunst (zeven edities tussen 1766 en 1827) verplichte kost voor aankomend Marineofficieren.2 Al in zijn voorwoord schreef Steenstra 1731 -17 8 8) dat de "klootsche driehoeksmeting" - nu zouden we dit boldriehoeksmeting of specifieker sferische triangulatie noemen - een grondbeginsel was. Van Swinden ging met dit gegeven verder in zijn Verhandelingen over volmaakte maaien en gewichten (1802) met "Over de lengte van den enkele slinger, als standaard der lengtemaat beschouwd" (hoofdstuk 4). Hieruit volgde de absolute tijd die bepaald werd door de nationale sterrenwachten. Van Swinden schreef daarna "Over de meridiaan des aardkloots als grondslag der lengtemaat beschouwd" (hoofdstuk 5). Hieruit volgde dat 1 zeemijl (1852 meter) 1 boog-minuut op de equator is. De in internationale wetenschappelijke kringen bekende Van Swinden pakte zijn taak voort varend aan en kwam, na zijn bezoek aan J.B.J. Delambre (1749-1822) en P.F.A. Méchain (1744-1804), met voorstellen voor invoering 1 J.M. Mohrmann. "Koninklijke Marine en zeevaartkunde 1787-1850. De overheid neemt de regie in handen", in: De Hollandse Cirkel 5 (2003) (3) p. 71 -84. Hierin staat een overzicht van de samenstelling der Lengtegraadcommissie met hun belangrijkste publicaties. 2 Middels een Zeeorder werden dit soort zaken, die van kracht waren voor het gehele zee- en grondgebied der Nederlanden, bekendgesteld aan commanderende officieren. 56

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2010 | | pagina 10