(1816) en Hoogere meetkunst (1824). S. Speijert van der Eijk (1771-1837) was Leids hoogleraar in de wis- en natuurkunde. Hij herschreef het al ruim een eeuw gebruikte studieboek van J. Morgenster, Werkdadige meetkonst ten dienste van ingenieurs en land meters, (eeste editie 1703) in 1820. Let op het fijne nuanceverschil tussen de meetkunst voor kadetten in 1816 en voor ingenieurs in 1820. J.P. Delprat, zie tabel 1 regel 9. Badon Ghijb. J. Badon Ghijben (1798-1870), hij was "Leraar der eerste klasse in de wiskun de bij de KMA" en schreef Beginselen dei- beschrijvende meetkunst (1840). Hij was lid van het KNAW eerste klasse, eerste afdeling. W. Wenckebach, zie tabel 1 regel 15. Natuur kundige stellingen voor kadetten van alle wapenen, (eerste editie 1840, tweede ed. 1842, derde ed. 1848 en vierde ed. 1858). Wenckebach was, voor de oprichting van het KNMI, de verzamelaar en analist van meteorologische ge gevens, waaronder die van Breda, Oost-, West- Indië, Paramaribo en Deshima.14 Hij definieerde de natuurkunde als volgt: "De natuurkunde heeft tot onderwerp de kennis der stof. Stof is wat wij met onze uitwendige zintuigen waar nemen. De kennis der ziel behoort dus niet tot de natuurkunde." In zijn Natuurkundige stellingen schrijft hij uitvoerig over praktische zaken als licht, dampkring en electro-telegrafie. R. Lobatto, zie tabel 1 regel 11 Kolom 3. Geodesie: LR. Schmidt (1782-1826) was lector in de wiskunde te Delft en schreef Beginselen der meetkunst ten gebruike van kadetten der Koninklijke Artillerie en Genie school te Delft (1821dit was een vrije vertaling van het boek van de Franse geodeet S.F. Lacroix, Essais de géométrie sur les plans et les sufaces courbes, (eerste editie 1803). Het jaar erop schreef Schmidt Beginselen dei- differentiaal- en integraal rekening (1822). G.A. van Kerkwijk, zie tabel 1 regel 13. Zijn geodesie-studieboeken kwamen uit in de al eerder genoemde serie Wiskundige leercursus ten gebruike der KMA. F.P Gisius Nanning, leraar in de periode 1828- HANDLEIDING WERKDADIGE MEETKUNST, F. P. GISIUS NANNING, Afb. 5. Na de wiskundige basis van De Gelder was dit werk van Gisius Nanning uit 1828 het eerste Nederlandstalige studieboek dat, samen met het waterpassen van Van Kerkwijk, op de practische veldmetingen gericht was. 1832, Van Kerkwijk volgde hem op in de periode 1832-1846 en A.E. André de la Porte in de periode 1846-1858. Alle drie waren ze officier-ingenieur en beurtelings belast met het onderwijs in het vak geodesie aan de KMA. De Landmacht/KMA geodesieboeken waren ook verplicht voor zeeofficieren. Gisius-Nanning schreef: Handleiding tot de werkdadige meet kunst, Delft 1828 (afb. 5). André de la Porte schreef Handleiding tot het onder-wijs in het topografisch tekenen (KMA, 1851).15 Zoals 64 TOT DE BEVATTENDE DE ONDERSCHEIDENE WIJZEN VAN HET OPMETEN VAN LANDEN, HET VERVAARDIGEN VAN TOPOGRA- PHIsCHE KAARTEN, E K HETGEEN VERDER BIJ DIT ONDERWERP BEHOORT J vdokavoicaa» DOOR EENK BESCHRIJVING DER VOORNAAMSTE LANDMETERS WERKTUIGEN DOOR Luitenant Ingenieur. 'VWV>A/WWVW\ EERSTE DEE L» ©fotaj. HEEFT, SU i*. SE G E. O T. 1828. 14 W. Wenckebach. Sur la direction et l'intensité moyenne du vent en Néerlande en Meteorologische waarnemingen te Buitenzorg. (1845), Uitkomsten der meteorologische waarnemingen gedaan te Breda 1839-1846 (1848) 15 F.C.M. Marie, Principes du dessin et du tavis de la carte topographique (1825). Dit fraaie boekje heeft qua vorm en inhoud veel overeenkomsten met het boekje dat André de la Porte 26 jaar later publiceerde.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2010 | | pagina 18