hetgeen eveneens gold voor de afwijkingen ten
opzichte van het astronomische noorden en de
grootte van rechte hoeken. Vergelijkbaar met
zoals er voor de invoering van liet metriek
stelsel in West-Europa gemeten werd in oude
meeteenheden, werd er in de oudheid gemeten
en gerekend in maten als vingers, palmen,
voeten en ellen. Herodotus beschreef in dit
verband dat armen en rijken in Egypte ver
schillende lengtematen gebruikten. Na de
uitleg van het woord "Harpedonapthetgeen
touwspanner landmeter) betekende, ver
meldde Koopmans de functie van het meet
snoer of richtsnoer. Hij kwam daarbij terecht in
de beschrijving van woorden in de Bijbel en
met name noemde hij van een vijftal plaatsen
in het Oude Testament termen als meetsnoer,
richtsnoer en grenspalen die duidden op land
meetkunde. Koopmans ging destijds verder
hier op in door op vijf bladzijden van zijn
bijdrage de in de Tenach (de Joodse boeken
van wat voor christenen het Oude Testament is)
genoemde landmeetkunde te beschrijven. De
Joodse samenleving had zelfs een Hebreeuws
landmetershandboek uit de periode 150-200 na
Chr., waarin de veldmaat met de naam Misnat
ha Middat", vertaald als 'het touw', werd
vermeld. De Talmud zegt: "De landmeter moet
met zijn gehele kracht het touw spannen en (zo)
meten een herkenbaar voorschrift als van de
19e en 20e eeuw om de meetband op spanning
te brengen. Dat meettouw of ook wel vlastouw
vond men bij vele volkeren als meetgereed-
schap. Als besluit van zijn beschrijving over
landmeetkundig werk onder de Palestijnse en
Babylonische vestigingen van de Joodse
bevolking aldaar vermeldde Koopmans dat er,
ieder op eigen gebied, een goede vriend
schappelijke verhouding en samenwerking
bestond tussen de Talmudleraar en landmeter.
Hierbij paste wel het door Koopmans al elders
geciteerde Hebreeuws spreekwoord: 'Verplaats
niet de oude grenstekens die je vaderen hebben
gesteld; verleg het meetkoord niet', hetgeen
eveneens verwees naar landmeetkundige
activiteiten.
In het zesde hoofdstuk vervolgde Koopmans
zijn serie met 'het Egyptische Kadaster in de
Romeinse periode en het Romeinse Kadaster'.
De Romeinen hadden een beleid om in
veroverde gebieden niet onmiddellijk de
Romeinse aanpak van administratie van grond
bezit in te voeren; zij bleven ook af van
bestaande fiscale organisaties. Er waren in het
begin van de jaartelling al twee belastingen:
grondbelasting (tributum soli) en hoofdgeld
(tributum capitis).
Zo ook in Egypte, waar door de invloed van de
tijd tot aan de tijd van de 'unificatie' van
ongeveer 300 na Chr. echter wel veranderingen
optraden en er toch veel meer documenten
werden bewaard. Daaruit waren er echter geen
aanwijzingen dat er van een homogeen
kadaster kon worden gesproken. In twee met
kleinere letters gedrukte pagina's beschreef de
auteur aangiften van onroerend goed voor de
belastingheffing en klasseringsstaten en elders,
aldus Koopmans, 'alleen landmeters
rapporten'. Toch waren er wel aanwijzingen
bewaard gebleven omtrent het bestaan van
registers. Zo is er een handleiding gevonden uit
211/217 van de jurisconsul Ulpinus die
beschreef hoe de samenstelling van een register
zou moeten zijn. Koopmans schreef ook over
Hyginus de landmeter, die leerde dat er ver
schillende soorten voorschriften voor de
(grond-)belasting waren. Uitgebreid werd door
de auteur beschreven, op basis van papyri, hoe
in de Romeins-Egyptische periode zelfs ook in
deze administraties onderscheid werd gemaakt
tussen gronden die door de Nijl al dan niet
waren overstroomd. De administrateurs werden
altijd vergezeld door landmeters, die heel
precies zelfs groottes van kameelstallen en
dorsvloeren in hun rapporten en tournéeboeken
noteerden. Koopmans schreef hierover dat het
zeker leek te zijn dat genoemde rapporten
onderdelen waren van een soort van 'geregelde
bijhoudingsdienst' van het Egyptische Kadaster
van enkele eeuwen vóór en na het begin van de
jaartelling, al bleven de aangiften vaak beperkt
bij bijzondere waterstanden van de Nijl.
Hierbij waren er toch overeenkomsten te
constateren tussen de overheidsadministraties
op landerijen tussen het Oude en het Nieuwe
Egypte. Koopmans vermeldde ook het bestaan
van kohieren en registratie van hypotheken.
Gedurende de 2de en 3de eeuw kende men in
Italië en Frankrijk toch enigszins een Romeins
Kadaster met daarbij twee soorten van arbeid;
de eerste op het terrein (de landmeting en
delimitatie), met als een tweede ten kantore
70