ministerie via Boer aan de kosten van de
detachering van landmeter Bakker geheel voor
zijn rekening te nemen.24 Bakker was in
februari in Apeldoorn komen wonen, maar op
een tegemoetkoming door de gemeente in zijn
onevenredig hoge woonlasten25 had hij
hoogstens gedurende driejaar mogen rekenen.
Dankzij genoemd rijksaanbod zou het verlopen
van die drie jaar geen belemmering kunnen
worden voor de voortgang van de hermeting
daarna.
zijn geweest. Maar, naast de technische, had
het kadaster ook een juridische kant en was
minister jlir.mr. D.J. de Geer gehouden zich te
verstaan met zijn collega dr. Th. Heemskerk
van Justitie en wilde hij ook advies inwinnen
van landelijk gezaghebbende organen, zoals de
Broederschap van Notarissen, de gezamenlijke
I-V's, de administraties der Registratie en der
Directe Belastingen en de verenigingen van
K&L en van Hypotheekbewaarders.
Al dan niet gevraagd, had I-V Boer de bewinds
man in april 1920 nog eens schriftelijk op de
hoogte gebracht van de wijze waarop het
nieuwe kadaster van Dieren was samengesteld
en zou worden bijgehouden, een overzicht dat
door de minister bij zijn adviesronde was ver
spreid. Heikel punt bij het geheel was de nog
steeds niet bestaande wet op de grensregeling.
Toen Treub, inmiddels lid van de Tweede
Kamer, de minister vroeg naar de voortgang
daarvan, moest deze antwoorden dat, hoewel
hij voorstander was van zo'n wet en, in verband
met Dieren, zelfs met terugwerkende kracht,
het initiatief tot indiening van een voorstel
daartoe moest uitgaan van Justitie; het betrof
immers een regeling van privaat, en niet van
fiscaal recht.29 De Geers consultatie pakte voor
I-V Boer en Apeldoorn verkeerd uit en op
6 september 1922 moest de minister zijn I-V op
de hoogte stellen van zijn beschikking dat,
overeenkomstig zijn aanschrijving van
17 december 1921, het op de grondslag van het
Dierense kadaster hermeten deel van de
gemeente Apeldoorn zou worden afgewerkt en
ingevoerd "op den grondslag van het oude
kadaster". De hermeting moest met de detail
meting van het gedeelte dat in bewerking was
tot een einde worden gebracht. Een kadaster
Apeldoorn, Waterloo van Dieren
Hoewel de meetkundige grondslag er met de
voltooide driehoeks- en veelhoeksmeting in
hoofdzaak lag26, was de hermeting nog verre
van voltooid toen landmeter Bakker in
november 1922 terugkeerde naar Arnhem.
Sinds september had hij zijn opvolger, de toen
eveneens naar Apeldoorn gedetacheerde
jongere collega J.H. van Mameren27, kunnen
inwerken. Aanleiding tot deze wissel kan zijn
geweest de onzekerheid die vooral sinds eind
1921 bestond over de voltooiing van het
project, een omstandigheid waarmee B&W op
24 oktober 1922 door I-V Boer werd ge
confronteerd. Hij was slechts de brenger van
het slechte nieuws, want hij wilde niets liever
dan doorgaan. Onverlet in een bijgevoegde
minderheidsnota door twee leden28 verwoorde
bezwaren, had de evaluatiecommissie 1918 bij
de aanbieding van haar rapport van september
1920 het vertrouwen uitgesproken dat, voor
wat de vernieuwing van het kadaster betreft, de
minister zich in haar gezichtspunten zou
kruinen vinden. Gelezen zijn positieve
instelling, zoals najaar 1919 uitgesproken
tegenover B&W inzake de hermeting van
Apeldoorn, zal dat vertrouwen gerechtvaardigd
24 Gemeentesecr., inv. no. 156, dossier 254, Boer aan B&W, 17/3-1920
25 Een hem aangeboden goedkopere huurwoning kwam wegens de gezondheidstoestand van zijn echtgenote niet in aanmerking.
26 Grotendeels gemeten met de Breithaupt-theodoliet van 17 cm randdiameter, die omstreeks 1905 ten behoeve van de hermeting
Kootwijk door "den mechanicus" G. de Koningh was voorzien van een centesimale verdeling en afleesmicroscopen (I. Boer
Hzn., "Theodolieten voor aansluiting van kadastrale hermetingen aan de Rijks-driehoeksmeting", Tijdschr. voor Kadaster en
Landmeetkunde (K&L) 1921p. 103-115). Het net was waarschijnlijk in 1921 berekend met de toen als eerste van rijkswege
voor het Kadaster aangeschafte rekenmachine (K&L 1921, p. 86).
27 In de jaren 1920-'27 zouden, naast Van Riessen, Bakker en Van Mameren, ook de landmeters H.J. Pieters, W.P. Stakman,
W.R. Smits, J.G. Cornelissen en HJ. Boddé incidenteel bij de afronding van de Apeldoornse hermeting worden ingezet (Bedrijfs
museum Kadaster, inv. nr. 1210).
28 Naast een Haagse notaris, als grondbelastingdeskundigen de enigen uit niet-kadastrale hoek
29 K&L 1920, p. 144-145
103