tegen f. 4,50 per dag van de gemeente kon inhuren voor strikt kadastraal werk. Hamelberg vreesde dat de betrokken "personen", die de Apeldoornse situatie goed kenden en op de hoogte waren met de vaste punten in de regio, anders zouden omzien naar ander werk. Dit was een werkbaar voorstel, waarmee B&W eind mei 1930 accoord ging. De kosteloze inzet van kadasterlandmeter Van Mameren en de kennis en ervaring van beide aldus aan genomen "werklieden" vormden de kiem van een kadastraal-gemeentelijk landmeetkundig 'bedrijf' in Apeldoorn. Er valt nauwelijks aan de indruk te ontkomen dat de gemeente per 1 maart 1950 al een draai boek had om van de kennis en ervaring van bedoelde werklieden optimaal gebruik te kunnen blijven maken. Het verhaal gaat dat het Kadaster in eigen gelederen zou omzien naar kandidaten om in de leiding van een in te richten Landmeetkundige Afdeling van Gemeentewerken te voorzien. Het Kadaster zou zelfs al een kandidaat op het oog hebben gehad: de technisch ambtenaar P.J. Ashouwer van het Bureau Ruilverkaveling te Utrecht, maar het werd september voordat er bij Gemeentewerken een formatieplaats vrij kwam om hem op aan te stellen. Het werd tijd, want de herziening van de uitbreidingsplannen voor Loenen en Hoenderloo werd inmiddels voor bereid. Ashouwer werd in Apeldoorn geconfronteerd met een 'geo-informatische' achterstand die niet paste bij de ambities van de zich snel ontwikkelende stad. Het grondgebied - de kadastrale gemeenten Apeldoorn en Beek bergen - was slechts ten dele hermeten en het voor het wegwerken van de achterstand beschikbare landmeetkundig veld- en bureau- instrumentarium was verouderd en behoefde vervanging of aanvulling. Omstandigheden die de gemeente waarschijnlijk zelf al had onderkend en die aanleiding waren geweest de samenwerkingsovereenkomst 1930 met het Kadaster op te zeggen en de geo-infonnatie- voorziening zoveel mogelijk in eigen hand te nemen. Zoveel mogelijk, want samenwerking tussen de jonge Landmeetkundige Afdeling en het Kadaster bleef noodzakelijk en gewenst. In de jaren na 1950 werd Apeldoorn volledig her meten en kreeg de gemeente alsnog zijn 'standaardkaart', bij de tegenwoordige Afdeling Ruimtelijke Informatie, digitaal op flexibele schaal. Ing. Rob Boekhorst en Frits Reupkes (gemeente Apeldoorn, Afdeling Ruimtelijke Informatie) en Zacharias Klaasse en Gé Lobé (Kadaster) waren behulpzaam door het verstrekken van waardevolle gegevens en illustratiemateriaal. Landmeten in eigen hand Dit heeft zo bestaan tot landmeter Van Mameren - nog steeds woonachtig te Apeldoorn - najaar 1949 overleed; een 'moment' om de bijna twintigjarige constructie te evalueren en eventueel te herzien. In het oriënterend overleg eind januari 1950 bleek dat bestendiging van de samenwerkingsovereenkomst van 1930 weder zijds als bezwaarlijk werd ervaren39; na rijp beraad voor Apeldoorn aanleiding om die per 1 maart eerstkomende op te zeggen.40 De werk zaamheden van het kadaster zouden voortaan worden verricht op de voor de gemeenten gebruikelijk wijze. Gemeentewerken zou er naar streven bij grondtransacties de grenzen steeds zo juist mogelijk in het terrein uit te zetten, zodat de hulp van het Kadaster slechts spora disch nodig zou zijn. In die naar verwachting uitzonderlijke gevallen zou voor de door het Kadaster te verrichten werkzaamheden alsnog moeten worden betaald. De in 1930 van het Kadaster in vaste dienst overgenomen, destijds voor Apeldoorn onmisbaar geachte "werk lieden" zouden nu volledig ter beschikking van de dienst komen. Dankbetuiging 39 Advies directeur Gemeentewerken aan B&W 6/2-1950 (CODA/Archief, arch. Gemeentewerken, dossier 1930 nr. 36; afschrift) 40 'Memo' B&W aan l-V Kadaster 27/2-1950 (CODA/Archief, arch. Gemeentewerken, dossier 1930 nr. 36; afschrift) 107

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2010 | | pagina 17