In de negende bijdrage werd die aïïgemeine römische Reichsferfassung und Reichsschat- zungvan Keizer Augustus genoemd, waarvan al het Lucasevangelie melding maakte. Dit gebeuren had uiteraard een belastingtechnische achtergrond, die door Huschke in 1840 als een 'algemeen belastingsysteem' met daaraan ver bonden oppervlaktemeting en -berekening werd uiteengezet. Anderen berichtten over de 'Epistola van de landmeetkunst'. Koopmans noemde voorts nog een groot aantal namen van landmeters die betrokken waren bij dergelijke metingen als Aethicus, Agrippa, Balbus, Boe- thius en Frontinus. Hij schreef over die metin gen, met de naam "orbis terrarumdat zij meer van geografische aard waren dan dat zij een geodetisch karakter hadden en in een tijds bestek van 25 jaar werden voltooid. Van Mar cus Vipsanius Agrippa was bekend dat hij bij deze metingen betrokken is geweest en een grote kaartenverzameling had, waaronder een 'wereldkaart'. Van deze kaarten waren kleinere kopieën gemaakt, en zo meldde ene rector Eumenius (4e eeuw) dat zij bij het onderwijs werden gebruikt en dat leerlingen van deze orbis depictusalle terraemaris, urbes, gentes en spatiamoesten leren. Genoemde Agrippa had zoals gezegd een grote kaarten verzameling, waarvan één kopie in marmer was gegraveerd. De historie vermeldde verder dat Nero na de stadsbrand een nieuw plan van Rome op mogelijk een schaal van 1:300 liet maken op marmerplaten met een dikte van 8 cm, die bevestigd waren op de muur van de templum sacrae urbis". In de eeuwen daarna ontkwamen deze marmerplaten niet aan een totale vernietiging. Koopmans merkte in zijn bijdrage op dat er in de loop der tijden slechts enkele honderden fragmenten werden terugge vonden, die sinds 1742 in het Capitolmuseum worden bewaard. De auteur besloot deze afle vering met een beschouwing over de landadmi- nistratie in het door de Romeinen veroverde Egypte, dat destijds de graanschuur van het Midden-Oosten was. De eerste activiteiten van de nieuwe heersers waren maatregelen om de in de tijd van de Ptolemeën in de eeuwen daar voor (323 tot 30 v. Chr.) gedaalde opbrengsten van de landbouw te verhogen, waaronder een vorm van administratie, waarvan enkele 'papyri' nog getuigen. Die administratie sloot aan bij de bestaande registraties alsmede bij het toenemende privébezit door uitgifte van veroverd land aan oud-militairen. Maar er waren, aldus Koopmans, toch weinig papyri overgebleven waardoor enigszins een reconstructie van een soort Kadaster mogelijk zou kunnen zijn. Overigen waren er wel papyri met rapportages bewaard gebleven die getuig den van de uitoefening van landmeetkunde in het Romeinse Egypte behorende bij een soort van administratie ten behoeve van de heffing van grondbelasting. In de tiende bijdrage ging Koopmans verder met zijn beschouwingen over de administratie van de belastingheffing op landerijen in de Ptolemeëntijd van Egypte. Hierbij vermeldde hij de naam van de comogramatteus als func tionaris van het schrijven van rapporten en brieven aan de epirkepai (meetcommissie). Er werd destijds aldaar een belasting met de naam 'geometria' geheven teneinde de kosten van landmeting te dekken van onder andere wijn gaarden, aldus een papyrus uit het jaar 38. Genoemde comogramatteus hield op kopieën van lijsten van eigenaren de mutaties in de bezitstoestand bij. Gedurende de regeerperiode van keizer Diocletianus (284-305) kwam er een nieuw grondbelastingsysteem dat echter zwaar op de bevolking drukte. Keizer Justinianus (527-565) begon tijdens zijn regeerperiode daarvan een reorganisatie die toch echter voortbouwde op de grondadministraties van Diocletianus. Koopmans vermeldde ten slotte in deze bij drage dat er daarna weinig of niets te vertellen viel over Kadasters gedurende de perioden van het Byzantijnse Rijk, ofschoon er van omstreeks het jaar 300 wel enige papiri van overdrachtscontracten van landerijen bewaard waren gebleven. Van Egypte waren echter van die periode wel meerdere papyri bewaard gebleven welke getuigden van het bestaan van een soort van kadastrale administratie zonder kaarten en die mogelijk verband zouden kunnen hebben met nieuw gevormde bestuurseenheden en de aldaar opkomende privaateigendom van grond. Toch getuigde evenwel de inhoud van één papyrus van een opdracht om bepaalde gron den op te meten en derhalve van het uitoefenen van landmeetkunde. 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2011 | | pagina 12