Borneo..., en nog wat1
In het in de voetnoot genoemde artikel vervolgt
J.M. Mohrmann de reeks waarvan de opeenvol
gende publicaties in het overzicht aan het einde
van deze reactie zijn opgesomd.
Hoewel ik communicatie-theoretische bezwa
ren heb tegen de overdadige feitenaanbieding,
gepaard gaande met geringe diepgang van het
gebodene, zal ik me hier beperken tot enige
concrete passages die vragen om een rechtzet
ting en/of aanvulling. Daarbijzal ik terloops de
bovenbedoelde bezwaren wat toelichten.
Mijn eerste kanttekening betreft het verwach
tingspatroon dat door de titel wordt opgeroe
pen. De auteur nodigt de lezer uit zich een
beeld te vormen van de internationale trigono
metrische en chronometrische activiteiten rond
1840 met betrekking tot de inbedding van Bor
neo in het desbetreffende wereldnet. Bij die
beeldvorming assistentie te verlenen dient de
auteur als zijn kerntaak te beschouwen. Zijn
lezer zal willen weten hoe dat trigonometrisch
net rond en op Borneo er in die tijd begon uit
te zien. (Een reconstructietekening met de
knooppunten en aanduiding van de richting
waarheen het net zich uitbreidde zou zeer ver
helderend geweest zijn.) Andere vragen die bij
de lezer kunnen opkomen zijn: Bestaat er een
historische kaart die de situatie met betrekking
tot Borneo weergeeft? En welke is dat dan?
Waardoor onderscheidt Borneo zich in de in de
titel bedoelde ontwikkeling van de rest van de
Indische Archipel? En hoe is die ontwikkeling
zichtbaar in vroegere en latere kaartbeelden
van dat eiland? Is er al eerder over gepubli
ceerd, en zo ja door wie?
Op nagenoeg al deze vragen zoekt men in de
publicatie tevergeefs een antwoord. Wel wordt
de lezer overstelpt met namen en titels. En
terecht kan men zich afvragen of de grote hoe
veelheid data [in tabellen, toelichtingen, bij
schriften] en de gekozen lay-out de beeldvor
ming bij de lezer ten goede komt. Er is een
oplossing voor het probleem van een auteur die
de stof-voor-een-reeks in één artikel wil
samenpersen. In der Beschrankung.
Mijn derde kanttekening betreft Mohrmanns
opvatting over de 'Algemeene Kaart van
Nederlandsch Oost-Indië' van Von Derfelden
van Hinderstein.
Dr. Piet Broeders
Verwachtingspatroon
Redacteur J.F.L. Schroder
De tweede opmerking betreft voetnoot 12
[pagina 149] waar Mohrmann zonder auteur en
titel van de publicatie te noemen mij beticht van
een fout. Concreter gezegd: in het artikel geti
teld 'Nauwkeurigheid: ook bij het lezen
gewenst'2 zou ik de publicaties van twee perso
nen met dezelfde achternaam aan een van bei
den hebben toegeschreven. Wat is er aan de
hand? Op de pagina's 54-55 van mijn artikel
noem ik een aantal publicatietitels die voorko
men in het tijdschrift Berichten en Verhandelin
gen over eenige onderwerpen der zee\>aart
[later: zeevaartkunde]. De publicaties stammen
uit de jaren tussen 1823 en 1838 toen hoogle
raar in de wiskunde J.F.L. Schroder hoofdredac
teur van dat tijdschrift was en eindredacteur van
de artikelen.3 Ze betreffen allerlei zaken die in
de Indische archipel hebben plaatsgevonden,
zoals opnemingen tijdens reizen, maar ook de
bepaling van de lengte van de secondenslinger
op Sumatra. Bij de opnemingen was een groot
aantal Nederlandse zee-officieren betrokken:
De Jager, Kolff, Fokke, Stolze, Boers, Kool, e.a.
Met J. Schroder, de marine-officier/hydrograaf,
die rond 1840 in de Oost werkzaam was, heb
ben de genoemde artikelen echter niets van
doen. Wie is er slordig bezig geweest?
Geen navigatiekaart
1 Kanttekeningen bij het artikel van J. M. Mohrmann, getiteld 'Hoe Borneo rond 1840, middels chronometerreizen, op de trigo
nometrische wereldkaart verscheen', DHC 2010-4, p. 142-153
2 DHC 2010-2, p. 50-55
3 Zie: Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, deel X, p. 896
12