koestering van dat nationalistische gevoel
mocht ook de wetenschapsbeoefening in ons
land niet onderdoen voor die van het buiten
land, en moest het taalgebruik van vreemde
smetten vrij zijn.
Een afzwaaier dus.
2. Om te laten zien dat Von Derfeldens kaart
inderdaad niet als navigatiekaart gebruikt is,
plaatst Mohrmann ter illustratie afbeelding 12.
De daar getoonde tabel is afkomstig uit het
artikel van Melvill van Carnbee met de titel:
'Opgaven der kaarten welke bij het depot der
zeekaarten te Batavia, ten dienste der zeevaart
verkrijgbaar zijn'. Het artikel werd in vier afle
veringen gepubliceerd in het Tijdschrift toege
wijd aan het zeewezen [1846],14 Mohrmann
heeft in afbeelding 12 het kopje van pagina
185 en de pagina's 192 en 193 met daarop de
kaartvenneldingen van de 'Karimatapassage;
West-en Zuidkusten van Borneo' onder elkaar
geplakt. Hij had een willekeurige greep kruinen
doen uit dat hele kaartenoverzicht van Melvill,
want het ging niet meer om Borneo, maar dit
terzijde. Die illustratie gebruikt Mohrmann als
een symbool voor wat een direct zichtbaar
gevolg van Schröders afkeuring was, namelijk
dat er nimmer een Von Derfeldenkaart op de
van overheidswege jaarlijks uitgegevenlijst van
kaarten die voor de navigatie verplicht waren
aan boord van Marineschepen te gebruiken
[pagina's 152-153], Jammer genoeg voor
Mohrmann gaat het in dit artikel van Melvill
niet om die lijst. De titel meldt niets van een
verplichting en daarvan blijkt ook niets in de
toelichtende inleiding op de lijst. Bedoeld is
waarschijnlijk Melvills publicatie op de pagi
na's 342-348 in dezelfde jaargang, met de titel
'Volledig stel kaarten en boeken voor het beva
ren van den Nederlandschen Indischen Archi
pel'. Daarin ontbreekt vanzelfsprekend de
'Algemeene Kaart.van Von Derfelden. Niet
in het artikel waarvan Mohrmann dat beweert;
daar wordt de kaart vermeld op pagina 132 als
behorend tot de voorraad van het Depot.
Nogmaals een misser!
De enige conclusie die men kan trekken:
Mohrmann heeft zich in zijn argumenten ver
slikt en dat bij een non-issue.
Tenslotte: waarom Borneo?
In zijn inleidende alinea heeft de auteur de
reden van zijn specifieke keuze voor Borneo
als praktisch voorbeeld niet duidelijk gemaakt.
Ook aan een ander gedeelte van de Indische
archipel had hij kunnen laten zien dat internati
onale samenwerking plaatsvond op astrono
misch, trigonometrisch en/of chronometrisch
vlak. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken
dat Mohrmanns keuze op Borneo gevallen is in
verband met de voorgeschiedenis. In 2009
publiceerde ik een artikel waarin een toelich
ting werd gegeven op een brief van Von Derfel
den. Daarin maakte deze bezwaar tegen de
plaatsing van de kaart van Borneo van Van den
Dungen Gronovius door Vincendon-Dumouli-
nin het verslag van de Voyage au Pole Sud et
dans 1 'Océanie.15 Von Derfelden stelde in de
brief dat Dumoulin beter zijn kaartbeeld van
Borneo had kunnen plaatsen omdat dit in een
aantal opzichten nauwkeuriger was.16 Daarop
leverde Mohrmann vanuit geodetisch-histo-
risch oogpunt kritiek.17 Waarna de bal verder
rolde. [Zie het publicatie-overzicht hieronder.]
De keuze voor Borneo en de ondergeschoven
Von Derfelden-alinea in zijn laatst gepubli
ceerde artikel lijkt zo verklaarbaar. Als Mohr
mann zijn keuze beter had onderbouwd, dan
had ik niet naar een aanleiding hoeven gissen.
Over zijn zwenking naar de 'Algemeene
Kaart.is hierboven voldoende gezegd.
Publicatie-overzicht
met betrekking tot de triangulatie, Borneo en
Von Derfelden(s Algemeene Kaart.
- Mohrmann, J.M. 2006, De wereldwijde pri
maire triangulatie als 'onfeilbare grondslag'
voor negentiende-eeuwse kaarten, in: Caert-
Thresoor 2006-3, p. 64-71
- Broeders, P.W.A. 2007, Gijsbert Franco
Baron Von Derfelden van Hinderstein (1783-
14 Mohrmann noemt 1844 als jaar van uitgave. Uit het artikel in het Tijdschrift toegewijd aan het Zeewezen van jaargang 1846
blijkt nergens dat het om een herdruk van een vroeger elders geplaatst origineel gaat.
15 Voyage au pöle Sud et dans I'Océanie sur les corvettes I'Astrolabe et la Zélée pendant les années 1837 a 1840 sous Ie com-
mandement de J. Dumont d'Urville. Paris, 1841-1854, 23 vol. et 6 atlas
16 Caert-Thresoor 2009-2, p. 48-54
17 DHC 2009-4, p. 138-141
16