tal roeden en de mijlen van 2000 roeden aan.
Op de tafel was een route-rol van papier of
perkament gemonteerd die op kleinere schaal
de afgelegde rechte routes afrolde onder een
tekenstift. Onderweg werden bijzondere
kenmerken in het terrein erbij gezet en bij een
wisseling van de richting een kompassticker
met de noordrichting op de getrokken lijn
geplakt. Uit een bewaart gebleven brief van de
Keurvorst blijkt, dat hij zeer enthousiast was
over zijn nieuwe hodometer.
De oude Duitse benaming voor mijnmeten is
Markscheidekunst en is afgeleid van het meten
van de grensmarkeringen tussen de verschil
lende concessies. De beschreven theodoliet is
duidelijk voor het ondergrondse werk gemaakt
en heeft een horizontale en verticale rand en
twee kompassen. Een gespannen draad neemt
de plaats van de vizierinrichting inclusief de
vizierlijn in, men moet dus altijd met twee
instrumenten werken, waaraan de draad wordt
vastgehaakt. Door de aanwezigheid van zilver
mijnen in Freiberg en tin in het Erts-gebergte,
waaraan de rijkdom van de Keurvorst mede te
danken was, is deze theodoliet geen vreemde
verschijning in de collectie. Dat de kompassen
kunnen afwijken door het metaal in de bodem
was toen al bekend. Op het luxe kompas zijn
geen graden maar uren gegraveerd, wat toen
gebruikelijk was bij ondergrondse metingen.
Vanwege de rijke versieringen die rondom het
kompas zijn gegraveerd en de prima conditie
waarin het verkeert is het maar de vraag of het
ooit ondergronds is geweest. Dit hoofdstuk
wordt afgesloten met twee kanonnierskwa
dranten, die juweeltjes van instrumentmakers
kunst zijn en de indruk wekken nooit bij het
geschut in de buurt te zijn geweest. De eerste is
gemaakt door Trechsler, die ook de hodometer
vervaardigde, naar een ontwerp van Paulus
Puchner. Paulus Puchner was vanaf 1576
betrokken bij de bouw en het aanleggen van
versterkingen van Dresden. In navolging van
de Italiaan Tartaglia had hij ballistische onder
zoeken gedaan en gepubliceerd. Korey noemt
het instrument een pendelrichtkwadrant omdat
er aan de bovenzijde van het vierkant, waarin
de kwart cirkel is gevat, een vizier is aange
bracht. Het schietlood, door een kettinkje met
het middelpunt verbonden, heeft de vorm van
een pijl, waarmee men de rand kan aflezen. De
inscriptie luidt: 'wordt gebruikt om een mortier
op meetkundige wijze te richten'. Het tweede
kwadrant van Viktor Stark uit 1635 is een
combinatie van een kwadrant aan de onderzijde
van de verticale as en daarboven een halve
cirkel met vizierkijker. Op het kwadrant kon
men waarschijnlijk de terrein-hoek instellen en
daarna op de halve cirkel de hellingshoek voor
de bijbehorende schoots-afstand. De schrijver
veronderstelt, dat deze instrumentjes tot doel
hadden een eventuele vijand vooraf te
intimideren door de suggestie te wekken, dat
met behulp van dergelijke precieze apparatuur
ook heel precies geschoten kon worden.
In hoofdstuk 3 worden de maten en gewichten
door een standaardgewicht en proportielinialen
en-passers onder de aandacht gebracht. Hierbij
wordt Galileo genoemd, die meende de
proportieliniaal te hebben uitgevonden en met
succes dit instrument aan de hooggeplaatste
man wist te brengen. Hij stelde, dat men met
behulp van dit apparaat de meet- en
wiskundige kennis binnen enkele dagen onder
de knie kon hebben, waar anders een
langdurige studie vereist was. (Hij verdiende
meer met de verkoop van de proportieliniaal en
het onderricht in de werking hiervan dan met
zijn werk op de universiteit.) Ook omzet
tingsinstrumenten worden behandeld bv. een
soort voorloper van de rekenschijf geïntegreerd
in een zonnewijzer met waterpas, welke
gebruikt kan worden als astronomisch
meetinstrument op zakformaat uit 1558.
Het derde boekje van 2010 bevat 18 artikelen,
waarvan het merendeel van de hand van de
conservatoren Dolz en Fritz zijn. Het is na de
inleiding in vier stukken onderverdeeld,
waarvan de eerste twee delen betrekking
hebben op het kaartmateriaal in relatie tot de
bestuurlijke ondersteuningsfunctie en de nog
aanwezige tekengereedschappen om de kaarten
te vervaardigen. In het deel daarna komt
Keurvorst August als landmeter en cartograaf
tot leven en in het laatste deel wordt het
resultaat en het gevolg van zijn werk aan een
beschouwing onderworpen.
Ontstaan van het museum.
In alle drie de boekjes is de onbetwiste hoofd
persoon Keurvorst August van Saksen, de
grondlegger van het museum en ook actief als
72