Afb. 5. Begin van de rol van de veelhoeks
meting vanaf Mühlberg a/d Elbe met
kompassticker
getekende lijn was ca. 1:35.500. Alle metingen
werden indien nodig op de tekenkamer
uitgewerkt en in het archief opgeborgen. In dit
archief (een notenhouten kastje) bevonden
zich volgens een beschrijving van 1587 circa
150 kaarten en bladen. Ruim voor die tijd was
de keurvorst met de kaartvervaardiging begon
nen en had in 1584 een aantal van 16 noord-
gerichte, elkaar deels overlappende kaarten
uitgetekend op schaal 1: 620.000 uitgezonderd
het blad Hessen/Thuringen van 13.000.000.
Uit nader onderzoek blijkt, dat de afwijkingen
in de kaart gemiddeld 10 zijn, doch dat het
kaartbeeld in z'n geheel correct is weerge
geven. Het valt op dat zijn eigen kaarten vrij
kleinschalig zijn weergegeven, terwijl dat juist
één van zijn beweegredenen was om tot een
nieuwe kaartering van zijn gebied over te gaan.
De achtergrond kan zijn, dat hij voor meer
gedetailleerde situatietekeningen altijd nog de
kaarten van de kompasmetingen en de kaarten
van de Öders achter de hand had. Als in 1586
Keurvorst August overlijdt, laten zijn opvolgers
Christian I en daarna Johann Georg I het meten
en kaarteren door Mathias Öder voortzetten
vanaf ca. 1595 bijgestaan door zijn neef
Balthasar Zimmerman, die daarvoor, in andere
bewoordingen, de leiding over de binnendienst
had. In 1632 kan men spreken van een zekere
afronding van het door August in 1555 gestarte
project bij het verschijnen van een overzichts
kaart van het gehele Saksische gebied en om
streken, vervaardigd door Zimmerman. Deze is
samengesteld uit de gegevens van meer dan
600 inmiddels gerealiseerde manuscriptkaart-
en, voor het merendeel op schaal 113.300.
Ze zijn ingekleurd en zeer gedetailleerd: zelfs
eigendomsgrenzen, met name van de adel,
staan erop aangegeven.
Nawoord
Het was een genoegen van de inhoud van de
boekjes kennis te nemen. Een voorbeeld dat
navolging verdient bij onze musea waar
landmeetkundige materialen berusten. Het
jonge Kadastermuseum met zijn inventaris
reeks uitgezonderd.)
Het is jammer dat bij de kaarten niet de
internationale regels voor de beschrijving zijn
gevolgd.
Ondanks de aanwezigheid van omrekentabellen
voor de verschillende maten in de kunstkamer
van de Keurvorst blijft de lengte van de
Saksische en/of Dresdense mijl onduidelijk,
die volgens de beschreven hodometers uit 1500
of 2000 of 3600 roeden kon bestaan, terwijl er
ook nog sprake is van een grensmijl. De om
trek van het meetwagenwiel van één roede is
natuurlijk een bepalende factor en dit wiel
komt in de inventaris helaas niet voor.
Als we de collectie van de Mathematisch-Phy-
sicalischer Salon te Dresden willen bekijken,
zullen we tot het eind van 2012 moeten wach
ten, want de verwachting is dat dan de ver
bouwingswerkzaamheden achter de rug zijn.
li o*tKuif
- ycn'&Mit
74