en verder langs het lJsselmeer, praktische ervaring opgedaan.12 Handig, die moderne T3, maar de meer dan veertig jaar oude Wanschaff gaf zich, door Bruins en zijn medewerkers gehanteerd, op het stuk van nauwkeurigheid in 1941 nog niet gewonnen (afb. 7). Afb. 7. NOP 3, lichtopstand op Zwartemeer- dijk, Wanschaff 21 cm-theodoliet op basispunt zuidwest. Bron: archief Afd. Geometrische Referentie Systemen Kadaster Gebruikmakend van de omgevende primaire en secundaire RD-infrastructuur - ten dele met het oog op de bedijking en inrichting van de Noordoostelijke polder vanaf 1934 aangelegd of vernieuwd - bepaalden Bruins en zijn medewerkers in 1941 en 1942 in eerste instantie vijftien NOP-punten; voornamelijk langs de omringdijk, van NOP 1 bij de Kadoeler keersluis, via NOP 4 ('werkkamp' Ramspol) (afb. 8), NOP 5 (werk-, later Schokkerhaven) en NOP 6 en 6a bij de Zwolse Hoek (tegenwoordig noordelijk hoofd van de Ketelbrug)13 naar Urk. Verder van NOP 15 op de Westermeerdijk ten noorden van Urk, via NOP 14 (dichtbij het kustlicht op de Rotterdamse Hoek) en NOP 13 tot NOP 12 op de Friese Hoek ten zuidwesten van Lemmer. Als uitzonderingen lagen NOP 8 en 9 (op Schokland) en NOP 10 (tegenwoordig Oud-Kraggenburg) niet op of nabij de dijk; NOP 11 werd vastgelegd in het machinegebouw van gemaal Smeenge in de Voorsterkanaaldijk (afb. 9). Te plaatsen RD-stenen werden uit Emmen aangeleverd door de steenhouwers J. Afb. 8. NOP 4, RD-paal op werk schuw Ramspol met Vastlegging 1. Bron: archief Afd. Geometrische Referentie Systemen Kadaster Kalk Zn. Ten dienste van het met de kadas trering belaste Zwolse bureau voor Buiten gewoon Landmeetkundig Werk (BLW) bepaalden Bruins en Pieters in 1943 - de polder was inmiddels droog - nog NOP 16 ten noorden van het latere Marknesse en NOP 17 in toekomstig Emmeloord. Met NOP 16 en 17 als steunpunten legde BLW een driehoeksnet over het hoger gelegen oostelijk en noordoostelijk deel van de polder.14 In het westelijk deel van de polder, waar riet en andere spontane begroeiing tot 2 a 3 meter hoog opschoot, bepaalde BLW in overleg met de Dienst der Zuiderzeewerken in 1946 de plaatsen van twaalf hoge signalen. Bij elk daarvan werd, voor gebruik als pijler, een paal geplaatst met een omloop op poten15: een zogenaamde 'meetstoel'. Vanaf die meetstoelen Afb. 9. De lege'Noordoostelijke Polder met NOP-punten 1 t/m 15 als eerste meetkundige hoofdgrondslag. 'Oude'toponymie is cursief vermeld. Tekening: schrijver i 12 Na in 1931 een Wild T3 te hebben beproefd, mocht het Kadaster in 1932 er voor de secundaire RD-metingen één bestellen. Die kwam aanvankelijk in exclusief gebruik bij landmeter Meertens. In 1937 bedienden de andere meetploegen - waaronder die van Bruins - zich van de nog concurrerende 21cm-Wanschaffs (jaarverslagen Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing). 13 Slechts circa 500 m noordwestelijk van NOP 6 ontstond NOP 6a, ter plaatse van een kennelijk inmiddels opgericht kustlicht. 14 H. Vermeulen, "Ervaringen met hoekmetingen in de Noordoostpolder", Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (K&L) 1953, p. 212-217 15 Idem en H. van den Berg, "Opmerkingen over de grafische vereffening bij de enkele puntsbepaling", K&L 1947, p. 72-80 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2011 | | pagina 17