Het kadaster binnen en over de grenzen,
een literatuurverkenning
it: René van der Schans
Inleiding
De afgelopen jaren heb ik me zeer intensief
gewijd aan reconstructies van de ruimtelijke
ontwikkeling op perceelsniveau van stukken
stad (Rotterdam) of dorp Ede) op basis van
kadastrale of nog oudere gegevens. Dat hoop
ik nog lang vol te kunnen houden. Ik doe dit
monnikenwerk vooral uit nieuwsgierigheid
naar het maatschappelijk krachtenveld
waarin de vele waar te nemen veranderingen
plaatsvinden, en uit een sterke behoefte daar
een heldere uitdrukkingsvorm aan te geven.
Ik kijk en denk zo eerder als geograaf of
planoloog dan als landmeter, het vak waar ik
voor ben opgeleid. De kaarten en registers
waar ik mee werk zijn voor mij niet zozeer
een meetkundige verzameling van punten,
lijnen en vlakken, aangevuld met letters, cijfers
en symbolen, maar eerder een venster op de
wereld. Maar ik ben toch ook landmeter, en
dus nieuwsgierig naar hoe al die gegevens
verzameld en vastgelegd zijn, door wat
voor mensen, en waarom zo en niet anders.
Alweer: wat bewoog de mensen? Ook dan
moet je je verplaatsen naar het verleden,
en de beperkte technische mogelijkheden
van toen voortdurend beseffen. Maar je
blijft je soms verbazen: waarom is er bij het
Rotterdamse Stadsprotocol, een eigendoms- en
hypotheekregister dat in 1622 werd ingevoerd,
bij de toen toegepaste perceelnummers
kennelijk nooit een kaart gemaakt? En waarom
had het kadaster in de beginperiode zo'n
verschrikkelijk onhandige en onoverzichtelijke
Suppletoire Aanwijzende Tafel voor het boeken
van de mutaties, naast een al even geniale als
onwerkbare verzameling bijbladen? Het is
makkelijk met een oordeel klaar te staan, maar
wanneer je je er niet met een Jantje-van-Leiden
van wilt afmaken moetje in de literatuur en
vaak ook de oude voorschriften duiken. Hoe en
waarom zijn grondboekhoudingen opgebouwd,
hoe werden ze bijgehouden? Vooral het laatste,
de bijhoudingheeft mijn bijzondere aandacht,
want ik doe onderzoek naar ruimtelijke
ontwikkelingen, in de kadastrale periode vooral
met behulp van de unieke collectie hulpkaarten
die nu in zijn voortbestaan wordt bedreigd,
mede door veel onbegrip en onkunde, niet in
het minst bij de dienst die ze vroeger gemaakt
heeft.
Het Nederlandse kadaster berust, zoals
algemeen bekend, op voorschriften uit de tijd
dat Napoleon hier even de baas was, maar
heeft toch ook diverse trekjes gekregen (de
koppeling met de hypotheken bijvoorbeeld)
die een oudere Nederlandse oorsprong doen
vermoeden. Logisch, want de ambtenaren die
het moesten uitvoeren wilden ongetwijfeld
voor de toekomst redden wat zij in de oudere
grondboekhoudingen, die, zeker in Nederland,
niet alleen op belastingheffing waren gericht,
maar ook dienden voor de rechtszekerheid,
waardevol achtten. We hadden al een rijke
traditie! Gevolg was, dat later vanuit Frankrijk,
waar het kadaster door diverse wisselingen
van regime en de werking van conservatieve
krachten volledig verslonsde, soms met jaloezie
naar het Nederlandse systeem werd gekeken.
Ik ben dus, tussen het echte monnikenwerk en
de gevechten voor bet zorgvuldig bewaren en
beter toegankelijk maken van de kadastrale
archieven door, maar eens flink in de literatuur
over geschiedenis en opzet van het kadaster
gedoken, met een ruime blik over de grenzen.
Mijn basiskennis stamt nog uit mijn studietijd
1961 -1968) in Delft, waar lector N.D.
Haasbroek aan de hand van een fraaie map
met voorbeelden het systeem van kadastrale
mutatieverwerking grondig uiteenzette (ik
heb die map, tweedehands, nog ergens, maar
waar?). Dat onderwijs had wel een beperking:
Haasbroek legde uit hoe het in elkaar zat,
maar niet waarom het zo in elkaar zat, en
6