besluit, dat tot 1992 heeft bestaan, pas op
1 oktober 1838 in werking getreden, toen op
die datum het nieuwe Burgerlijk Wetboek
kwam.
1829
Per 1 januari behoeven hypotheken na
10 jaar niet meer te worden vernieuwd.
Enkele hoofdambtenaren bij het
Hoofdbestuur van de Registratie enz.
starten de uitgave van het "Periodiek
Woordenboek van Administratieve en
Gerechtelijke beslissingen in zaken van
Registratie, Zegel, Griffie, Hypotheken,
Kadaster, Notariaat, enz., enz.".
1830
België scheidt zich af van de Nederlanden
en daardoor vertraagt de invoering van
het Burgerlijk Wetboek en de vereniging
van het kadaster met de bewaringen van
de hypotheken. De opgemaakte kaarten en
registers worden daarom in een algemeen
depot (Provinciale bewaring) opgeborgen,
waar o.a. de minuutplans worden bewaard.
Ten behoeve van het publiek worden op
verschillende plaatsen bijzondere bewaringen
ingesteld.
1831
Ambtenaren van het Kadaster die in het
pensioenfonds zijn opgenomen en die
tengevolge van de opstand in de zuidelijke
gewesten buiten functie zijn geraakt en het
genot van de helft hunner jaarwedde hebben
behouden, blijven ten volle in het fonds
delen (aanschrijving van de Staatsraad,
administrateur van het Kadaster, van
21 december).
1832
De wet van 16 juni, Stb. 29, schrijft voor dat
openbare ambtenaren verplicht zijn in over
te schrijven akten de kadastrale aanduiding
van percelen op te nemen. De verplichting
treedt in één maand nadat de kadastrale
stukken ten gemeentehuize zijn neergelegd.
Op 1 oktober zijn de opmetingen enz.
gereed. De grondbelasting wordt vanaf die
datum gebaseerd op het kadaster, zij het dan
ook nog maar voor gedeelte.
Om te zorgen dat het gereedgekomen
kadaster ook wordt bijgehouden, wordt
op 23 oktober de "Verordeningen ter
instandhouding van het Kadaster"
vastgesteld. Er komen bewaarders van
het kadaster, een provinciale bewaarder,
controleurs, boekhouders, landmeters en
surnumerairen.
1833
Per 1 januari worden de oorspronkelijke
kadastrale kaarten, aanwijzende tafels
en perceelsgewijze ingerichte leggers als
vastgesteld beschouwd.
Bij Koninklijk besluit van 7 januari, Stb.
1wordt bepaald dat de nieuwe kadastrale
stukken voor de tweede keer ter visie liggen
in de gemeentehuizen. Dat is een uitwerking
van de wet van 2 januari 1832, Stb. 1, en
heeft te maken met het verzet tegen de
uitkomsten van het nieuwe kadaster.
1834
Per 1 februari wordt Administrateur
J.P.E. Gericke, na onenigheid met de
Minister, ontslagen en het beheer over
de instandhouding van het Kadaster
overgedragen aan de Minister van
Financiën.
Bij Koninklijk besluit van 9 juli, no. 52,
worden wijzigingen aangebracht in de
organisatie van het personeel van het
Kadaster. Per 1 augustus worden diverse
functies opgeheven en de functionarissen
ontslagen. Ten behoeve van de bewaring
en instandhouding van het kadaster
worden nieuwe functies ingesteld. Aan
het Departement van Financiën worden
voor de zaken van het kadaster twee
hoofdinspecteurs en één ingenieur
verificateur toegevoegd.
1835
Bij resolutie van 21 maart wordt bepaald
dat de gemeentebesturen zelf hun kadastrale
kaarten en registers moeten bijwerken,
op eigen kosten. Volgens landmeter A.
Soutendijk is dit "den weg des verderfs".
Per 1 augustus worden in het algemeen
aantekeningsregister letter P vermeld
de eigendomsveranderingen die een
19