GRAADMETINGEN IN NEDERLAND. bepaling van de aardomtrek). Snellius bracht na de eerste publicatie van zijn waarnemingen verbeteringen aan; maar voordat ze werden gepubliceerd brak in januari 1622 een strenge vorstperiode aan. Hij maakte van de ijsvlakte rond Leiden gebruik om drie nieuwe metingen van basissen uit te voeren.2 Hij mat basissen met een grotere lengte dan de korte basis te met een lengte van 87.05 Rijnlandse roeden, en wel bd,fo en km. Van der Plaats merkte op: "In den winter bood het terrein geene moeilijkheden aan". Basis bd driemaal gemeten In deze bijdrage zullen we ons beperken tot een beschouwing van de basis bd, omdat, volgens Haasbroek, Snellius in januari 1622 die basis zelfs driemaal heeft gemeten. Bovendien was de eerste in 1615 gemeten basis te ongeveer in het midden van bd gelegen, zodat beide basissen op hetzelfde fragment van de topografische kaart konden worden ingetekend. Het blijkt dat Snellius de basissen fo en km in februari 1622 evenzo over het ijs gemeten heeft. Na herberekeningen van het net na 1622 werden niet-verklaarbare afwijkingen van 1/200 geconstateerd. Van der Plaats vermeldde in 1889 dat het niet kon worden veroorzaakt door het temperatuursverschil, dat hij in die winter op 20 graden taxeerde en waardoor naar zijn opvatting slechts een afwijking van 1/4000 zou kunnen worden geconstateerd. Haasbroek vermeldde hierover in 1960: "De lagere temperatuur tijdens de metingen van 1622 kan slechts voor een klein deel de afwijking van ca 0.5 verklaren tussen de afstanden Leiden- Zoeterwoude in 1613 en 1622". Voorts schreef hij: "Ik vermoed daarom dat Snellius bij zijn metingen in 1615 een oude meetketting heeft gebruikt". En "Op de vele plaatsen waar de schakels van zo'n ketting aan elkaar sluiten treedt op den duur gemakkelijk slijtage op: de ketting wordt te lang" (en de landmeter meet korter?) In de naoorlogse periode werden bij gebrek aan nieuwe meetveren de oude rouleau's gerepareerd tot ze uit elkaar vielen. Elke morgen extra zorgen van de landmeter of de lengte nog betrouwbaar zou blijken te zijn. Mogelijk had Snellius die zorgen ook al toen hij besloot een drietal nieuwe basissen te meten, gelet ook op de eerder genoemde gesignaleerde verschillen. Waarschijnlijk gebruikte hij een ijzeren standaardroede, aldus Van der Plaats. Uit figuur 1 van het artikel van Haasbroek, alsmede de tekst van bladzijde 11 van de bijdrage van Van der Plaats, blijkt dat de in 1622 driemaal gemeten basis bd en de in 1615 gemeten basis tc waren gelegen tussen Voorschoten en Zoeterwoude en dat ze te reconstrueren waren, zoals de volgende afbeelding van de topografische kaart 1:50.000 laat zien. Voor deze reconstructie van het net op de topografische kaart 1:50.000 waren deze aansluitpunten Voorschoten en 44 r Snellius 1615-1622. Fig. 2 Basesncl I5TÖO™ 'Basesnet'van Snellius bij Van der Plaats 2 J.D. van der Plaats, Overzicht van de graadmetingen in Nederland, in: Tijdschrift voor K&L jaargang V 1889

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2013 | | pagina 46