- Als de aanwas kennelijk en klaarblijkelijk
behoort tot het aangrenzende perceel,
krijgen hoofdperceel en aanwas één enig
nieuw nummer;
- Als hoofdperceel en aanwas gescheiden
zijn door een dam, dijk of kade, krijgt de
aanwas een afzonderlijk nummer.
1854
Het aantal onbezoldigde aspirant-landmeters
bij het Kadaster mag maximaal 24 zijn
(resolutie van 15 maart, circulaire no. 843).
De bewaarders der hypotheken zijn
gehouden, vóór 1 juni van ieder jaar, aan
de ingenieurs-verificateurs des kadasters,
een opgave te verschaffen van het getal
nieuwe percelen door iedere landmeter op
de kadastrale plans der gemeente bewerkt.
Die opgave moet, na te zijn onderzocht en
zo nodig verbeterd, met een verzamelstaat
vóór of op 15 juni aan het Departement van
Financiën worden gezonden (resolutie van
22 februari, no. 285).
1855
De metingstaten Kadaster nr. 75 gaan geheel
zelfstandig van de landmeter uit en niet meer
van de bewaarder, zoals het Koninklijk besluit
van 1 augustus 1828 bepaalde. Dit Koninklijk
besluit wordt dus gewijzigd bij ministeriële
resolutie
1856
Een noodzakelijke of wenselijke verandering
in gemeentegrenzen wordt door de bewaarder
van de hypotheken en het kadaster voorgesteld,
vergezeld van een kadastrale kaart en een
duidelijke omschrijving van de voorgestelde
grens (resolutie van 4 maart, circulaire no.
857).
1857
In november noemen we de perceelkaarten
voortaan hulpkaarten. Op deze kaarten
is de vorige en de nieuwe situatie inzake
perceelgrenzen en grenzen van bebouwing
te zien.
1858
Bij Koninklijk besluit van 20 april, no. 120,
wordt het aantal onbezoldigde aspirant
landmeters vastgesteld op maximaal 36.
1859
Landmeter le klasse L.A.C.J. van Aken -
vanaf zijn jeugd werkzaam bij het Kadaster
- wordt bij het Ministerie van Financiën
benoemd tot ingenieur-verificateur van het
kadaster. Hij was een bekwaam man, die
de eerste hermetingsvoorschriften ontwierp
en ijverde voor betere salarissen voor de
landmeters. Hij overleed in 1865.
Het maximum aantal landmeters bij het
Kadaster wordt bij Koninklijk besluit van
5 januari, no. 60, bepaald op 30 van de le
klasse, 30 van de 2e klasse en 34 van de 3e
klasse.
Bij Koninklijk besluit van 6 juli, Stb. 77,
wordt het eedsformulier vastgesteld voor de
bewaarders der hypotheken, van het kadaster
en der scheepsbewijzen.
1860
Op 5 januari wordt een wetsontwerp aan
de Tweede Kamer gezonden, inzake de
overdracht van onroerende goederen en het
hypotheekstelsel. Op 24 april wordt het reeds
ingetrokken door het ontslag van het Kabinet.
1861
Door het Topographische bureau wordt
uitgegeven de "Meetkunstige beschrijving
van het Koningrijk der Nederlanden".
Hiervan is gebruik gemaakt ten behoeve van
de Rijksdriehoeksmeting.
Bij Koninklijk besluit van 4 augustus, no.
19, wordt opgeheven het fonds voor de
bijhouding van de kadastrale plans tot de
gemeentearchieven behorende.
1862
Bij Koninklijk besluit van 10 januari, no. 57,
worden de jaarwedden van de landmeters
van het kadaster bepaald op: f. 1100 voor
landmeter le klasse, 850 voor landmeter
2e klasse en 600 voor landmeter 3e klasse.
62