1866
De Minister van Financiën verstrekt op
23 maart een uitvoerige toelichting op de
eigendomsrechten van de Staat betreffende:
De stranden der zee en de aanwassen,
gorsen en schorren aan de langs het strand
gelegen landen ontstaan;
De oevers der bevaarbare en vlotbare
rivieren, stromen en meren;
De aanwassen ontstaan aan de oeverlanden;
De eilanden en platen in de wateren
opkomende.
Dit alles is van belang voor de opmeting
en tenaamstelling van deze onroerende
goederen.
1867
Bij Koninklijk besluit van 25 januari, Stb. 4,
wordt het eedsformulier vastgesteld voor de
ingenieurs-verificateurs van het kadaster.
Bij Koninklijk besluit van 9 februari, no.
58, wordt een Staatscommissie in het leven
geroepen "voor de herziening der wetgeving
op de eigendomsoverdragt van onroerende
goederen, het hypotheekstelsel en het
notariaat". Tot wetgeving komt het echter
niet.
1868
De resolutie van 2 september, circulaire no.
930, geeft voorschriften voor de meetkundige
veranderingen, bekend geworden na afloop
van de eerste rondreis van de landmeters.
Deze moeten worden verwerkt, opdat de
aanslagen voor de grondbelasting aan de juiste
rechthebbende worden gericht.
1869
De wet van 7 april, Stb. 57, regelt een een
vormig stelsel van maten en gewichten. Artikel
1 zegt o.a.: "De voorwerpen, in het jaar 1799
onder de namen van Métre en Kilogramme in
de Staats-archieven van Frankrijk nedergelegd,
zijn de grondslagen der maten en gewigten".
Als lengtematen zijn slechts toegelaten
de Myriameter (10 km), de Kilometer of
mijl (1000 m), de Hektometer (100 m), de
Decameter of roede (10 m), de Meter of el
(grondslag der maten), de Decimeter of palm
(0,1 ni), de Centimeter of duim (0,01 m) en de
Millimeter of streep (0,001 m).
1870
Tot stand komt de Wet op de Grondbelasting
(wet van 26 mei, Stb. 82), ter vervanging
van alle vroegere verordeningen omtrent de
grondbelasting. Deze wet vormt de enige
smalle wettelijke basis voor de kadastrale
registratie tot 1 januari 1992, toen de
Kadasterwet in werking trad.
Op aan te leggen bijbladen moeten de
minuutpercelen (waaraan sinds 1832 niets
is veranderd) in lichtgrijze inkt worden
getekend en de overige percelen in zwarte
inkt.
1871
Het Koninklijk besluit van 8 januari, no. 13,
bepaalt het maximum aantal landmeters bij het
Kadaster op: 34 van de le klasse, 35 van de 2e
klasse en 45 van de 3e klasse.
1872
Bij Koninklijk besluit van 12 januari, no. 18,
wordt opnieuw een regeling gegeven voor de
landmeters en aspirant-landmeters. Er mogen
nu 114 landmeters en 30 aspirant-landmeters
bij het Kadaster zijn. Een geneeskundige moet
bij het vergelijkend examen constateren dat
betrokkene een gezond en sterk lichaamsgestel
heeft en vrij is van gebreken.
1873
Het Koninklijk besluit van 16 juli, no. 19,
bepaalt het aantal aspirant-landmeters bij het
Kadaster op maximaal 40.
1874
Het kantoor van de bewaring der
hypotheken, het kadaster en der
scheepsbewijzen te Brielle en het kantoor
van de registratie en domeinen aldaar,
worden per 1 april verenigd tot één kantoor.
Bij Koninklijk besluit van 10 november,
no. 9, bepaalt o.a. dat het verbod op
nevenfuncties voor landmeters ook geldt
voor de inwonende echtgenote en kinderen.
1875
Vele kadastrale leggers worden vernieuwd
ter gelegenheid van de herziening van de
"belastbare opbrengst gebouwd" voor de
grondbelasting.
65