1895
Vanaf 1 juli worden landmeters van
het Kadaster beschikbaar gesteld van
de Commissie voor graadmeting en
waterpassing, ten behoeve van de secundaire
driehoeksmeting.
1896
Krachtens Koninklijk besluit van 30
maart, no. 50, kunnen o.a. aan de kantoren
van de hypotheken, het kadaster en de
scheepsbewijzen een of meer rijksklerken
worden aangesteld op een bezoldiging van
tenminste 360 en ten hoogste 1200 's
jaars.
1897
Landmeters en boekhouders van het
Kadaster mogen onder voorwaarden weer
werk voor particulieren doen.
Het aantal landmeters van het Kadaster mag
maximaal zijn: 55 van de le klasse, 55 van
de 2e klasse, 55 van de 3e klasse en 25 van
de 4e klasse (Koninklijk besluit van 15 april,
no. 24).
1898
Aan de bewaringen van de hypotheken en het
kadaster te Arnhem, Assen, 's-Hertogenbosch,
Maastricht en Zwolle wordt de bewaarder
ook belast "met het stellen van den tweeden
stempel van het buitengewoon zegel, voor
zoover de blauwe of natte stempeling betreft"
(Koninklijk besluit van 25 januari, Stb. 20).
1899
Voor de vijfde maal wordt een poging gedaan
het onroerend goedrecht te herzien. Een
Staatscommissie komt opnieuw met een
wetsontwerp en opnieuw tevergeefs. Het
ontwerp wilde o.a. terug naar een tienjaarlijkse
vernieuwing van de hypotheken, zoals vóór
1829.
1900
Er komt een nieuwe "Algemeene Instructie
voor de ambtenaren van het Kadaster
(I.K.), ter vervanging van de I.K. van 1877.
De nieuwe I.K. treedt in werking bij de
ontvangst door de ambtenaren.
Landmeters van het Kadaster worden
betaald, afhankelijk van hun dienstjaren.
71
i.+lf*
Tekeningen voor de Rijksdriehoeksmeting van landmeter A. WE. Kwisthout uit 1908