Column: van de scans en het stempel van de geschiedenis Misschien is het relevanter om die boekverwerving en haar context te beschrijven. Zoals minstens uit een vorige column al bekend was, was ik nimmer Snelliuslid. Intussen had ik er wel negen lustrumboeken van verzameld. Vervolgens kreeg ik dit jaar van een mij bekende historicus van het Erfgoedhuis Zuid-Holland in Delft (dat wel) een vraag op de mail: "Ben jij geïnteresseerd in het lustrumboek Snellius 1970-1975?" Dat was ik dus. De vroegere 'boekgeschiedenis' van dat exemplaar volgt nog in nummer 2013-3. Wat éérder kreeg ik namelijk een mooi 'stuk essay' over iets wat begon met - het contrast kan niet groter - een stuk in Staatscourant nr 4875 van 22 maart 2011... 'Eerstejaars tegen v.d. Schans: "Heeft u uw eigen probleem al eens opgelost? Die zin viel me als eerste op in het Lustrumboek Snellius 1970-1975. Het had er natuurlijk mee te maken dat ik net zoals vele voorgangers na verwerving eerst achterin keek bij de Varia, maar toch... Ik bleef benieuwd naar de naam van die eerstejaars, meer nog naar hoe hij of zij terechtkwam en ging bij René te rade. 'Geen idee. Volgens mij gewoon verzonnen', aldus het antwoord. 'Volgens mij vond iedereen het toen een volstrekt geloofwaardige observatie. Waarschijnlijk bedacht tijdens een redactieborrel', aldus één van de redacteuren, maar de naam van de eerstejaars kwam er niet. 'Zelfs aan de meest volmaakte reproductie ontbreekt één ding: het hier en nu van het kunstwerk zijn unieke bestaan op de plaats waar het zich bevindt. Dit unieke bestaan echter en niets anders draagt het stempel van de geschiedenis waaraan het in de loop van zijn bestaan was onderworpen. Tot die geschiedenis behoren zowel de veranderingen die het kunstwerk in de loop van de tijd in zijn fysieke structuur heeft ondergaan, als de veranderingen in de eigendom die zich kunnen hebben voorgedaan. Sporen van de eerste kunnen slechts met behulp van chemische of fysische analyses aan het licht worden gebracht; bij een reproductie kunnen die niet worden uitgevoerd: veranderingen in de eigendom maken deel uit van een overlevering, die alleen kan worden nagegaan vanaf de standplaats waar het origineel zich nu bevindt.' Dat is een stevig citaat uit: Walter Benjamin, Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid en andere essays, in 2008 door Boom in Amsterdam uitgegeven. Onder andere ik kreeg het citaat eind 2012 bij de presentatie van de opnieuw aanbevolen dvd van 'René v.d. Scans' (typefout! over de RM van 1812. Hoewel de kadastrale Hulpkaarten niet als kunst bedoeld waren en maar één eigenaar kenden (het Rijk), moest ik er toch direct aan denken. Misschien was dat ook wel de bedoeling.... Wanneer van een schilderij veel reproducties in omloop zijn dan verhoogt dat alleen maar de aura van het origineel. Geldt het ook niet voor de inventarisatie van de 3.000 niet-museale instrumenten op de DHC-site? Ik ben het dus soms óneens met de bejaarde filosoof Benjamin en zeker met zijn stelling dat de nieuwe media en de reproduceerbaarheid de aura van kunstwerken verpesten. Kregen zelfs de originele RM1812 en de dito Hulpkaarten niet gigantisch veel meer aandacht dan ooit dankzij het reproduceren? Dat het tijdperk van de technische reproduceerbaarheid jong zou zijn spoort ook niet met bijvoorbeeld het bij de Goudse Glazen sinds de 16de eeuw bewaren van de zogenaamde cartons, de ontwerptekeningen 1:1, door de kerk. Zegt dat het Rijk desondanks in 1939 in het kader van kunstbescherming de ramen liet uitnemen en in boerenkelders, later in kunstbunkers, opsloeg, verder niet genoeg? Adri den Boer Geïnteresseerd en nog geen dvd RM 1812? Mail r.vanderschans@hccnet.nl 104

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2013 | | pagina 54