niet denigrerend bedoeld) en er was ook nog een loslopende schepeling een militair van de Koninklijke Marine zonder rang) die een algemeen hulpje was en dan twee officieren/ opnemers. Personeel was in die tijd ruim voorhanden. Het tenue was vrij en dus meestal zwembroek. Het is de bedoeling om om 0700 uur te vertrekken: iedereen op de sloep en vertrekken naar het beginpunt van het lodingwerk. De oudste van de officieren bepaalt dat beginpunt, en daar aangekomen wordt de sloep in de goede richting gemanoeuvreerd, koers b.v. 244°. De positie van het beginpunt (de beginsnellius) wordt door de twee officieren vastgelegd door sextanthoekmeting op de te gebruiken bakens (meetpunten); "opgepast- klaar- stop en de sloep gaat volle kracht vooruit. NB Bij de Dienst der Hydrografie werd en wordt van oudsher iedere positiebepaling tijdens lodingwerk een "snelli us" genoemd (meervoud snel lil). De positiebepaling met twee hoeken op punten aan de wal, elders achterwaartse insnijding genoemd, wordt ter herinnering aan de ontdekker daarvan met zijn naam geëerd (elders heeft men het vaak over een "fix"). Door de regelmatige positiebepaling, elke een of twee minuten, wordt de afgelegde lodingsslag vastgelegd. Bij iedere 'snellius' behoort een volgnummer, een positie en de tijd genoteerd te worden (de tijd is van belang voor latere getij correctie). Door middel van een markering op het echolood f'smllimlijn wordt het gemeten dieptebeeld gekoppeld aan de gevaren lodingsslag. Ook wanneer de plaatsbepaling niet door middel van horizontale hoekmeting gebeurt wordt de term "snellius gebruikt. De officieren/opnemers staan bij het meten op de banken van de sloep om rondom zicht te hebben. De opsclmjver - zittend onder een afdak van de sloep, waar een kaartentafel aanwezig is en het echolood - heeft de tijd genoteerd, de snelliusknop van het echolood ingedrukt en hoort nu de opnemers de waargenomen hoeken roepen en op welke bakens gemeten is. Die zaken worden in het lodingboekje genoteerd bij een volgnummer dat ook op de echoloodrol bij de snellusstreep wordt bijgeschreven. De tweede officier springt onder het afdak en gaat de betreffende positie op het sloepsblad construeren (zie hierorider). De opschrijver roept na bijna een of twee minuten (afhankelijk van wat is afgesproken): 'tijd!'. De officieren pakken hun sextant en stellen zich in op de meting; er volgt weer "opgepast - klaar - stop" in duet van de twee opnemers. De opschrijver noteert de tijd, drukt op de snelliusknop en noteert vervolgens de gemeten hoeken bij het volgende volgnummer. De tweede officier duikt weer onder het afdak en construeert de positie in het sloepsblad aan de hand van de gemeten hoeken. Daarbij constateert hij bijvoorbeeld dat de sloep te veel naar BB (bakboord) van de geplande koerslijn uitgekomen is en roept '5 stuurboord', de roerganger verlegt zijn koers naar 249 Weer bijna een of twee minuten later roept de opschrijver weer "tijd" en stellen de officieren zich weer op voor de volgende meting. Er volgt nu geen correctie op de koers en de roerganger houdt die vast. Zo vaart de sloep in een rivier dwars op de stroom en in een kustgebied dwars op de kustlijn, dat wil zeggen: zo goed mogelijk loodrecht op de te verwachten dieptelij nen, met metingen om de een of twee minuten met koerscorrecties waar nodig. Bij het naderen van de andere oever (of de kust) wordt na een extra meting (want de snelheid van de sloep dient eenparig te zijn tussen snellide snelheid teruggenomen, totdat de sloep stoot (op de bodem) en dan wordt een eindsnellius gemeten. Achteruit en verstomen naar de volgende slag (kortweg "Verstomen"!) De slagwijdte is tevoren bepaald en bedraagt meestal 1 centimeter op het sloepsblad Dat heeft te maken met de bodemstructuur. Bij een schaal van de opneming van 1 25.000 liggen de slagen 250 meter uit elkaar. We manoeuvreren dus 250 meter verderop, we gaan op tegenkoers en beginnen met een beginsnellius en volle kracht vooruit. Alles wordt genoteerd, ook bijvoorbeeld de afstand 187

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2013 | | pagina 33