dat Van Hees en Bouten voorlopig in dienst
zouden worden gehouden30; Bouten tegen zijn
gangbare f. 30,-/maand en Van Hees - mits hij
zich zou vestigen in Delft - met terugwerkende
kracht vanaf 1 februari tegen f. 150.- maand,
tweemaal zoveel als hij van Stamkart kreeg.
Van Hees zorgde voor het overbrengen van de
gebruikte instrumenten - in het bijzonder de
beide Pistor Martins theodolieten31 - naar
Delft en werkte daar tot eind maart, waarna
hij vertrok naar Utrecht, waar hij zich onder
leiding van prof. J.A.C. Oudemans bezighield
met een kritisch onderzoek van de basisme
ting.32 Commissiesecretaris prof. Ch.M.
Schols ontfermde zich in Delft over de hoek
metingen en zijn negatieve oordeel daarover,
verwoord in het rapport dat hij in mei ter tafel
bracht,33 leidde dadelijk tot het inzicht dat het
werk als Rijksdriehoeksmeting (RD) groten
deels moest worden overgedaan. Na veel poli
tiek en budgettair geharrewar kwamen de
daarvoor benodigde middelen eerst in april
1886 af34 en kon eindelijk met de uitvoering
een begin worden gemaakt. Bouten en Van
Hees waren voor de Rijkscommissie intussen
uit beeld.
Had Van Hees zich in Utrecht nog enige tijd
onledig gehouden met de basismeting en had
hij met Oudemans voorjaar 1882 in de Haar
lemmermeerpolder het basiseindpunt bij
Schiphol nog geïnspecteerd35, van Boutens
diensten werd al spoedig geen gebruik meer
gemaakt. Met zijn onderwijs in Dordrecht was
Boutens druk genoeg en in augustus 1886
werd hij leraar - tenslotte een gedreven, maar
geliefd directeur - aan een HBS te Amster
dam. Hij schreef leerboeken over stelkunde en
beschrijvende meetkunde. Bij zijn begrafenis
in november 1913 toonde zijn studiegenoot en
(bij de Rijkscommissie) latere collega Cornelis
Lely - inmiddels Minister van Waterstaat -
door zijn aanwezigheid nog belangstelling.36
Na 1882 schijnt ook Van Hees voorgoed af
scheid van de geodesie te hebben genomen.
Mogelijk had de mislukking van de driehoeks
meting hem ertoe gebracht om zich verder
meer tastbaar maatschappelijk toe te leggen op
andere taken of liefhebberijen. Zo was hij, wo
nend te Amsterdam, najaar 1885 te vinden
voor een commissariaat bij de N.V. Internatio
nale Kunstvereeniging, een instelling die zich,
met notabele liefhebbers in het bestuur, inzette
ter bevordering van de kunst, onder meer door
het houden van tentoonstellingen.37 In 1886
ontmoeten wij hem als commissaris bij de
plaatselijke N.V. Nederlandsche Cartonnagefa-
briek en in 1887 als (mede)directeur van de
N.V. Algemeene Maatschappij tot exploitatie
van onroerende goederen te Amsterdam.38
Voorzover ir. Van Hees verder in Amsterdam
nog publieke activiteiten ontplooide, dan haal
den die in Nederland niet het nieuw s. Mogelijk
maakte hij enige naam in Brussel, waar hij in
Eén van de twee Pistor Martins theodolieten die,
in 1868 voorde triangulatie Stamkart aangekocht,
in 1882 door Van Hees naar Delft werden overge
bracht. TU Delft Library, Bijzondere Collecties, nr.
2000.0101.GEO
30 RCGW, vergadering 12 (18-2-1882)
31 Haasbroek
32 RCGW, vergadering 13 (24-5-1882)
33 idem
34 Van der Schraaf, 1979
35 Als noot 32
36 De Tijd 1/12-1913
37 Het Nieuws van den Dag 20-10-1885
38 Idem 18/3-1887
48