seerd: de contacten met de Topografische
Dienst van het KNIL, met de TH Bandoeng,
met het geodetisch instituut in Stuttgart, met
Zeiss Jena, en de TH Dresden. Later kwam
daar 'de Bataafsche' nog bij. Min of meer ver
bijsterend is de opeenstapeling van functies
die. zeker gezien door huidige ogen, volstrekt
onverenigbaar zijn, zowel formeel als fysiek.
Tja, zijn telkens langdurige afwezigheid we
gens verre dienstreizen werd in Delft opge
vangen door Tienstra.... De personele unies
van de directeur-eigenaar op afstand/hoogle
raar-beheerder/adviseur met directieachtige
bevoegdheden, werkten wél: zo werden rond
1930 kort na elkaar door KLM een platenca-
mera aangeschaft (Wild), door de TH een
radiaaltriangulator (Zeiss) en door de MD een
stereoplanigraaf (ook Zeiss) - stuk voor stuk
forse investeringen, perfect op elkaar aanslui
tend en samen een volledige productielijn voor
luchtkaartering vormend. De regisseur was
van dat alles ook de gezamenlijke huisheer,
want de organisaties werden alle drie gehuis
vest in het Geodesiegebouw Kanaalweg 4,
waar het gezin Schermerhorn ook woonde.
We zien, ook in die tijd, de eerste aanzetten tot
de latere ingenieursopleiding Geodesie, in
1932 een eerste plan daarvoor van Schermer
horn, en in 1935 de overkomst uit Wageningen
van de landmetersopleiding.
Het is allemaal qua plaats van handeling voor
de generaties vakgenoten die hebben gestu
deerd (tot 1975) en/of gewerkt (tot 2003) in het
gebouw Kanaalweg 4 ook heel herkenbaar:
Schermerhorn was daar van 1926 tot 1945
hoogleraar-beheerder en woonde er die hele
periode met zijn gezin (en aanvankelijk twee
diensbodes!), stichtte in de jaren 50 de nieuw
bouw Kanaalweg 3, en woonde daar weer van
1955 tot 1966, in het penthouse dat hij er voor
zichzelf bovenop liet zetten. Verrast stelt de
geodeet vast dat in zijn vertrouwde faculteits
gebouw, normaal bestemd voor colleges en
praktische oefeningen, in het voorjaar van
1942 twee vergaderingen plaats hebben ge
vonden van het Grootburgercomité (landelijke
overkoepeling van het verzet) en in juni 1945
formatiebesprekingen, met op 21 juni zelfs een
pré-constituerende vergadering van het Kabi
net. De Trèveszaal was zeker niet beschikbaar!
Aardoom denkt desgevraagd dat deze verga
deringen plaats gevonden moeten hebben in de
'grote tuinzaal'.
Alles overziend komt de lezer wel tot het
beeld: als geodeet meer zakenman en onder
nemer dan wetenschapper. Maar politicus?
De hoofdstukken over de politieke periode zijn
uiterst boeiend, maar worden tegen het eind
ook enigszins ontluisterend. Je maakt mee hoe
Schermerhorns politieke loopbaan al in het
ongerede raakt in de kabinetsformatie van
1946. Het beroemde 'achterbankgesprek' van
Beel en Drees, op 22 mei samen per auto op
weg naar Het Loo, is misschien wel het
sleutelmoment. Men komt dit ook tegen in de
biografieën van Beel (Giebels) en Drees (Daal
der), maar Langeveld besteedt er van de drie
verreweg de meeste aandacht aan. Hier maak
je mee hoe Schermerhorn het aflegt tegen de
echte 'apparatsjiks' van de Nederlandse poli
tiek, die beiden wél een klassieke politieke
achterban hadden (en die - gelukkig maar is
ondergetekende geneigd te commentariëren -
samen het koninklijke favoritisme blokkeerden
zij en brachten de regering weer op constitu
tionele basis). En dan de dekolonisatie van
Nederlands-Indië. Een treurspel, met onze
Schermerhorn beslist niet in een glansrol.
J. Kennedy zei het in zijn speech bij de boek
presentatie in een paar woorden: wisselvallig
tussen de rollen van duif en havik.... Lange
veld behandelt het drama op meeslepende
wijze, met als afwisselende decors Batavia en
Den Haag, en de verdeeldheid in zowel de
Republik Indonesia als de Nederlandse
politieke partijen als evenzovele breekijzers.
Een onmogelijke opdracht dus voor de 'Com
missie Generaal' en zijn voorzitter.
De ITC-periode ten slotte wordt kort behan
deld om te voorkomen dat dit een geschiedenis
van het instituut zou worden. Maar de
schilderachtige persoonlijkheid van de inmid
dels ouder geworden ITC-directeur komt goed
aan bod, ook op basis van oral history van en
kele bekenden uit onze kring die de hoofd
persoon in deze laatste fase van zijn werkzame
leven hebben meegemaakt.
Herman Ouee
82