f 'i
evenwijdig uitgetekend in genoemde zes
stroken van ongeveer 34 centimeter. Men zou
kunnen veronderstellen dat de meting zou
plaats hebben gevonden door het uitbakenen
van een meetlijn en dat daarna de grenspunten
met loodlijnen aan de meetlijn zouden zijn
vastgelegd. Niets is minder waar, want uit
gaande van de eeuwen geleden al recht uitge-
bakende grenzen, werden ter plaatse langs de
perceelsgrenzen de lengtematen gemeten tus
sen significante dwarsgrenzen en aldaar de
haakse breedtes gemeten en genoteerd, zodat
deze kavel op kaart 12 op schaal kon worden
uitgetekend en de oppervlaktes van de met
letters aangeduide percelen konden worden
berekend. Waar nodig werden soms meerdere
loodlijnen opgemeten. Hiervan geeft het afge
drukte derde fragment van deze kladopmeting
1536-832-01 een goed beeld. Hieruit blijkt dat
het liier gaat om het derde deel van een op-
strekkende kavel wat oostelijk van Veendam
en noordelijk van het dorp Meeden ter lengte
van ongeveer zeven km. Als schaal werd van
de kladopmeting vermeld '100 roeden', het
geen overeenkomt met een schaal van 1:3.960.
Het formaat van het document is 54 x 75 centi
meter. De uitkomsten van de met cijfers c.q.
letters aangeduide percelen werden per
kladopmetng in een lijstje samengevat en later
overgenomen in de cartouches van de gete
kende kaarten.
Metingen in de kleiregio
Wat de metingen van de kleiregio betreft is het
fragment van de rechterbovenzijde van docu
ment 1536- 0906-01 een goed voorbeeld. Per
perceel van deze plaats nabij Frvtum bij
"Noort Horn" 10 km noordwestelijk van
Stad Groningen) is de constructie opgemeten
door de percelen te verdelen in driehoeken en
trapezia. Er is geen sprake van een meetlijnen-
verband of een meetkundige grondslag. De
gekarteerde percelen zijn als het ware "aan
elkaar gebreid". De percelen zijn eveneens ten
behoeve van de oppervlaktebepaling verdeeld
in driehoeken en trapezia. Op sommige andere
kladmetingen zijn de vermenigvuldigingen ten
behoeve van de oppervlaktebepaling aanwe
zig, zoals in de vorige eeuw op de basisschool
werd aangeleerd. Ten behoeve van kartering
en oppervlaktebepaling zijn de lengtes van de
nodige loodlijnen en voetpuntsafstanden in
Stadsroeden van 14 voeten gemeten (een
Stadsroede was destijds 4.09 meters).
Controlematen en lengtes van grenzen werden
destijds op de ruim 20 kladmetingen van de
klei niet gemeten. De meting is een goed voor
beeld van hoe per perceel werd gemeten ten
behoeve van het karteren van een kaart op
schaal alsook ten behoeve van de oppervlakte
berekening. Hierbij is het fragment van ge
noemde kladmeting 1536-0906-01 afgedrukt.
In 1728 werd de kaart nummer 55 vervaardigd
op basis van het afgedrukte fragment van de
kladopmeting. Al met al is het afgebeelde
fragment van de opmeting van deze 'Hakken',
waar percelen voor kan worden gelezen, een
schoolvoorbeeld van landmeetkunde en carto
grafie van het begin van de 18e eeuw. Het bij
schrift maakt duidelijk waar dit losse land van
de plaats 'tReijdtlant was gelegen. Op de
Topografische kaart 1:50.000 is te zien dat het
gaat om een boerderij met vier losse percelen
onder het dorp Fry turn, wat noordelijk van
99
-v,-; v.v'A
;i\\t
Fmgment met
opstrekkende
kavels van
kladopmeting
kaart door H.W.
Folckers (collectie
RHC Groninger
Archieven
1536-832)