De Groninger Stadsroede
Volgens het KNAW is een Groningse voet 0,292 m (http://www.meertens.knaw.nl/mgw/
maat/399).
Volgens O. Postma, De Friesche Kleihoeve, (Leeuwarden, 1934), pp. 13-14 (http://images.
tresoar.nl/wuinkes/pdf/PostmaO_FriescheKleihoeve.pdf): "In Groningen werdzooal niet
met de roede van de stad Groningen, dan toch veel met den voet van de stad gerekend,de
stadsroede die 14 zulke voeten had was 4,091 m, een roede van 12 voeten was 3,506 m en een
van 16 voeten: 4,675 m." Hieruit volgen voeten van respectievelijk 0.29221, 0.29217 en
0.29219 m, gemiddeld 0.292190 m. Daarmee komt gemiddeld de Groningse roede op
14x0.29219=4.09066 m, en een vierkante Stadsroede op 0.00167334992356 ha, In bijgaand
rekenvoorbeeld scheelt dit +6 centiare (1.7064 i.p.v. 1.7058 ha).
In Knoop/Morgenster, Werkdadige Meetkunst, (Leeuwarden, 1744), p. 707 staat te lezen:
"Te Groningen heeft de Roede 14 voeten, 240 [vierkante] Roeden zijn daar een Grasen
300 Roeden een Deymte: 14 Groninger Voeten doen 13 Ryniandze Voeten: Voorts worden
'er in de Provintie Jukken, Deymte en Grazen gebruikt, welke in veelheid der Roeden, en
derzelfer grote merkelyk verschillen, waar van ons egter de Proportien onbekend zijn." Op
pagina 712 worden de Groninger Gedeelte, Roede Lengte en vierkante roede in verhouding
tot de Rijnlandse gegeven (de Rijnlandse zijn allen op 100.000 gesteld): Gedeelte: 108.333,
Roedelengte: 92.308, vierkante Roede 85.207. De eerste waarde geeft aan hoeveel de Gro
ningse roede langer is dan de Rijnlandse, de tweede hoeveel Groningse Roeden in een Rijn
landse passen (op p. 716 wordt dit uitgelegd). Met deze tabel komt de Groninger Roede op
4.08129 m, de voet op 0.29152 m en de vierkante roede op 0.0016656943 ha (de berekende
roede gekwadrateerd) of 0,0016657066 ha (volgens tabel van Knoop). In het voorbeeld scheelt
dit nu -72 centiare (1.6986 i.p.v. 1.7058 ha)
Het verhaal van Knoop/Morgenster wordt bevestigd/herhaald door Blassière (1777), pp. 311,
318. Hij verwijst daarbij naar Dou's Tractaat van Roeden en Landmaaten door Holland en
Westvriesland, (Leiden, 1629), naar Morgensterns Werkdaadige Meetkunde, en naar Lulofs*
Grondbeginzelen der Wynroey- en Peegelkunde. Welke drukken van de laatste twee werken
door Blassière gebruikt zijn, is niet duidelijk. In de tabellen van Van Nispens edities van 1662
en 1708 komt de Groningse Roede niet voor, evenmin in de eerste druk van Morgenster.
Edities van Sems en Dou (1600) bevatten geen tabellen voor de landmaten.
(Met dank aan Nicolas de Hilster)
Deze voorbeelden van ongeveer vier (Vi, Vt,
en 1/1) van de 78 grote verschillen van herbe
rekende oppervlaktes van 1729 geven dan als
resultaat veelal kleinere verschillen, en wel
veelal beneden het eerst berekende gemiddelde
verschil tussen de oppervlaktes van 1729 met
de kadastrale oppervlaktes van 1832 ad 0.0346
ha. Ze zijn dus wel illustratief. De uitkomsten
van de aangebrachte verbeteringen hebben der
halve als resultaat veel kleinere verschillen.
Gelet op de 78 verbeterde verschillen kan nu
een nieuw generaal gemiddelde over alle
211+78= 289 percelen (met grote verschillen)
berekend worden, dat als uitkomst heeft een
nieuw gemiddeld verschil van 0.0350 ha, In
orde van grootte is dat ongeveer gelijk, maar
toch wat groter dan het eerder berekende ge
middelde ad 0.0346 ha over 211 vergeleken
percelen, dat echter nu aangevuld is met de
later gecorrigeerde verschillen. Het gemid
delde van oppervlaktes van 356 onderzochte
percelen is 2.3938 ha. De kleinste omtrek van
een dergelijk perceel met een vierkante vorm is
4 x V23938 619 meters. De atlas geeft van
vele percelen meestal een wat onregelmatige
vorm zodat de werkelijke gemiddelde omtrek
14