Varia: bijvangst archiefonderzoek
Tijdens NCG-onderzoek voor het F.A. Vening
Meineszproject van de TU Delft In het Natio
naal Archief was er een interessante 'bijvangst'.
Doel van het bezoek was om gegevens te verza
melen over de zwaartekrachtmetingen van Ve
ning Meinesz tijdens zijn reis met de onderzeeër
K XVIII van Den Helder naar Surabaya (1934-
1935). Voor goede zwaartekrachtmetingen is het
van belang om tijdens alle metingen dezelfde
seconde te gebruiken. Nu was de seconde rond
het begin van de 20e eeuw als 1/86400 deel van
een dag. Bij de bepaling van de seconde waren
in Nederland een aantal wetenschappers bij be
trokken die ook lid waren van de Rijkscommis
sie van Graadmeting en Waterpassing. Dat wa
ren hoogleraren uit Leiden, Delft en Utrecht. Er
is ook veel informatie te vinden over deze tijds
bepalingen met behulp van zon en sterren (aard
gericht ruimteonderzoek), maar ook iets over de
Amsterdamse tijd in Nederland.
Volgens het Koninklijk Besluit van 7 november
1908 (Staatsblad no. 336) treedt met ingang van
'den eersten Mei 1909' in werking de wet van
23 juli 1908 (Staatsblad no. 236), waarbij is be
paald, dat de wettelijke tijd in Nederland de
middelbare zonnetijd van Amsterdam is. Am
sterdam was toen wel kleiner, maar het grondge
bied van Amsterdam strekte zich toch al in west
naar oost uit over een afstand van meer dan 9,5
kilometer. Er was een speelruimte van 33 secon
den voor de wettelijke tijd. In die tijd werd de
meridiaan die over de Westertoren van Amster
dam loopt in de Topografische en Hydrografi
sche kaarten als aanvangsmeridiaan gebruikt.
In de archieven van de Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing is de berekening
te vinden van het geografisch lengteverschil tus
sen de Westertoren en de sterrenkoepels van
Delft en Leiden. Maar deze bepaling door de
Rijkscommissie leidde tot een discussie met de
directeur van de Filiaal-Inrichting van het Ko
ninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
(KNMI) te Amsterdam. De directeur schrijft in
de brief aan de Rijkscommissie, dat op zeekaar
ten de geografische lengte van de Westertoren
van 19 minuten en 32,27 seconden wordt ver
meld, en dat de Rijkscommissie tot een andere
waarde, namelijk van 19 minuten en 32,13 se
conden, was gekomen. Het verschil bedroeg 0,14
seconden, dat is ongeveer 40 meter.
Maar het was nog ingewikkelder. Het tijdsein op
0 uur 0 minuten en 0 seconden van de Filiaalin
richting KMNI komt overeen met 23 uur 40 mi
nuten en 21 seconden Middelbare Greenwich
Tijd. Voor de dagelijkse praktijk zijn die ver
schillen van geen betekenis. Maar voor de bepa
ling en ijking van scheepschronometers is het
noodzakelijk dat zeer nauwkeurig bekend is op
welke tijd Greenwich het tijdsein in een haven
gegeven wordt. De voorzitter van de Rijkscom
missie schrijft een uitvoerige brief terug, waarin
hij verklaart dat de coördinaten verkregen uit de
vereffening van het Rijksdriehoeksnet wellicht
iets dichter bij de juiste waarde vallen.
Uit het archief van de Rijkscommissie is niet
meer na te gaan hoe het verder gegaan is. Aan
de hand van de huidige ETRS84-coördinaten
van de Westerkerk is het tijdsverschil met
Greenwich 19 minuten en 32,04 seconden. Dat
is een verschil van ongeveer 25 meter ten op
zichte van de bepaling uit 1909.
Toen de jonge ingenieur F.A. Vening Meinesz in
1910 in dienst was getreden van de Rijkscom
missie ging hij enkele maanden op stage bij de
sterrenwacht te Utrecht om tijdsbepalingen te
doen en om klokken te ijken. Voor zijn zwaarte
krachtmetingen was het noodzakelijk om de se
conde gedurende een meetcampagne minstens
tot 1/1000 vast te kunnen stellen. Zowel in Lei
den, Utrecht alsook sinds de bouw van Kanaal-
weg 4 in Delft was er een koepel van waaruit
men de doorgang van de zon door de plaatselijke
meridiaan kon waarnemen. En er was er een
directe telefoonverbinding tussen de observato
ria in Leiden en Delft.
Er is voldoende materiaal om uitvoerig in te
gaan op de tijdsbepaling (geografische lengte
plaatsbepaling) vanaf de oprichting van de
Rijkscommissie in 1879 tot 1930.
Joop Gravesteijn
36