bleef hem bezighouden. Zo kwam het dat hij,
in 1942 benoemd tot lector in 'het landmeten,
het waterpassen en de geodesie', zich in okto
ber presenteerde met een voordracht over de
geschiedenis en de ontwikkeling van de geode
tische astronomie; een gelegenheid waarbij de
hem toegemeten spreektijd helaas geen ruimte
bood om ook in te gaan op de azimutsbepa-
ling: "te belangrijk voor een summiere behan
deling". 2 Dat is jammer, want anders hadden
zijn kijk op de praktische problematiek van het
meten op de zon en mogelijke oplossingen aan
de orde kunnen komen. Kennelijk was de geo
detische astronomie een onderwerp dat Roelofs
met zijn lectoraat daadwerkelijk zou gaan be
strijken, en dat de astronomie in het algemeen
hem na aan het hart lag bleek toen hij, vrijwel
daags na zijn intreerede, samen met zijn col
lega dr. A.C.S. van Heel in 'de theoretische en
toegepaste natuurkunde', het initiatief nam tot
de oprichting van een Delftse afdeling van de
Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde.3
Compleet met telescoop en toebehoren, zou die
afdeling tot in recent verleden haar honk heb
ben in de toren van het Geodesiegebouw op
Kanaalweg 4. Het blijkbaar vriendschappelijke
contact met de in de wereld van de optica in
Nederland toonaangevende Van Heel kan heb
ben bijgedragen tot de realisatie van het door
Roelofs beoogde optische 'trucje' om het mid
delpunt van de zonneschijf direct aan te meten;
Van Heel zal Roelofs' project minstens met
belangstelling hebben gevolgd.
Een oplossing
Het idee ('het 'trucje') bestond in het plaatsen
van twee als optische wiggen uitgevoerde glas
prisma's met de brekende ribben onderling
haaks op elkaar, samen met onmisbare filters
gevat in een opzet-accessoire, te plaatsen vóór
het objectief van een te gebruiken theodoliet;
een groen doorlatend monochromatisch filter
aan de buitenzijde en, aanvullend ter voorko
ming van verhitting van de theodoliet en van
oogschade, nog een grijsfilter aan de binnen
kant. Bij geschikte keuze van de deviatie van
de prisma's zouden daarbij in het gezichtsveld
van de zonneschijf vier elkaar deels overlap
pende beelden ontstaan, een tweezijdig sym
metrisch kruisvormig patroon opleverend met
een duidelijk zichtbaar en aanmeetbaar cen
trum. Gegeven de deviatie (d) van de prisma's,
zou dit centrum in hoekmaat ondubbelzinnig
in verband te brengen zijn met het gezochte
middelpunt van de zonneschijf. Door het
accessoire te draaien om de kijkeras van de
theodoliet zou genoemd 'vier-zonnen-patroon'
evenwijdig te brengen zijn aan dat van de
kruisdraden en daarop te plaatsen. Zodoende
zou de theodoliet gericht worden op een punt
mms1!
controleerbaar excentrisch van het beoogde
middelpunt van de zonneschijf, waarbij de
excentriciteit te ontbinden zou zijn in twee
componenten: (bij gehorizonteerde en georiën
teerde theodoliet) azimut (a) en elevatie (h).
Om in combinatie met de zonnewaarnemingen
bij ongewijzigde opstelling van de theodoliet te
kunnen richten op punten in het terrein zou het
accessoire eenvoudig moeten kunnen worden
weggeklapt. Dit laatste was te realiseren door
het optische gedeelte van het accessoire (de
wiggen en de filters) scharnierend te verbinden
met een op de theodoliet passende
adapter(ring). Het geheel - het optische gedeel
te, samen met de adapter - zou als zonne-
prisma van Roelofs bekend worden.
Impressie van de
haaks gekruiste
wigvormige prisma's.
Tekening: schrijver
Pri,in«wS
Kwadratering van het gezichtsveld door de
gekruiste prisma's en het resulterende 'vier-
zonnen-patroon'. Uit: R. Roelofs, 1950
2 RRoel ofs, De on twikkelin g van de geode tisch e as tron om ie in het bijzonder gedu ren de de laa tste anderhalve eeuw, voordracht 22/10
1942, Delft 1942
3 Delftsche Couran t 31/10-1942
141