R, dan ontaardt het cirkeltje in een punt en de
afbeelding van de zon in een cirkel met straal
4R, dus tweemaal de actuele schijnbare diame
ter van de zon.
Met de absolute waarde |d - R| varieert r over
de tijd van het jaar. Als - met Willson in 1921
- voor d het jaargemiddelde van R (ongeveer
16') wordt gekozen, dan wisselt d - R in de
loop van het jaar van teken en het centrale cir
keltje van donker naar licht, of omgekeerd.
Donker (bij grootste 2R, in de zomer) of licht
(bij kleinste 2R, in de winter) tot een cirkeltje
van maximaal 2.ld - Rl ca. 30" tot haar
schijnbare middelpunt teruggebracht, zou de
zon daarmee even goed, zo niet preciezer, aan-
meetbaar zijn dan met het zonneprisma vol
gens Roelofs; dit echter wel met de jaarlijkse
afwisseling van donker en licht als ongemak,
een probleem dat Willson zich voorstelde te
kunnen ondervangen door gebruik van meer
dere conische prisma's met aan het seizoen
aangepaste d-waarden. Door één vaste 2d te
kiezen gelijk aan het jaarlijkse maximum (no
minaal 32' 30") van 2R (2Rmax) of gelijk aan
de minimale waarde 2Rmin (nominaal 31' 30"),
zou het centrale cirkeltje het gehele jaar als
donker, dan wel licht, worden waargenomen
met een diameter 2r 2.(Rmax - R), respectie
velijk 2.(R - Rmin) S 1' 60"; waarden die
hadden kunnen wedijveren met de later door
Roelofs voor de zijde van zijn 'donkere vier
kantje' opgegeven jaarlijkse variatie van 10"
tot 75".
Als het toen - na 1946-1947 - in dit opzicht
geodetisch tot een vergelijking zou zijn ge
komen, dan zou de haalbare precisie van in
stelling op Willsons 'centrale cirkeltje', dan
wel op Roelofs' 'donkere vierkantje' uiteinde
lijk maatgevend zijn geweest. Bij de introductie
legde prof. Roelofs er al dadelijk nadruk op dat
zijn zonneprisma kon worden gebruikt in com
binatie met een 'normale theodoliet'10; dus met
voor veldgebruik gangbare kruisdraden-meet-
verdeling, waarmee betrekkelijk moeiteloos
kon worden ingesteld op het door de overlap
pende zonnebeelden gevormde 'koordenkruis',
tevens de diagonalen van het 'donkere vier
kantje'. Dit zou voor concept 'Roelofs' onte
genzeglijk een pluspunt zijn geweest, waarte
genover 'Willson' - om met het 'centrale
cirkeltje' een concurrerende precisie te halen
- met een aangepaste meetverdeling had moe
ten komen; iets wat met het oog op toepassing
in de navigatie misschien ook gebeurde of
werd voorgesteld. Geodetische klanten zouden,
op zoek naar een op 'Willson' toegesneden
meetverdeling, in de eerste plaats aangewezen
zijn geweest op de sedert de jaren 1920-1930
ten dienste van die sector innoverende Euro
pese instrumentenindustrie, met Zeiss, Kern en
Wild als toonaangevende spelers en voor spe
ciale toepassingen aangepaste meetverdelingen
leverden.
'Roelofs' als succesvolle budget-uitvoering
van 'Willson'
De vergelijking tussen 'Roelofs' en 'Willson'
optisch doortrekkend blijkt dat, in essentie, het
enige verschil tussen beide oplossingen ge-
Ringvormige
afbeelding van de
zon (schijnbare
diameter 2R) door
conisch prisma
(deviatie d).
Tekening: schrijver
conisch
prisma
normaal op kegel mantel
Door conisch prisma (tophoek y en deviatie d)
diametraal tegenover elkaar geproduceerde
afbeeldingen van de zon. Stralengang - anders dan
in Willsons patent - met het grondvlak van het
prisma aan de zonzijde. Tekening: schrijver
10 R. Roelofs, "A new device for solar observations", BulletinGéodésique 1946-1947, p. 336-342
56