"als verkeerende meer in het publiek"; later
verklaart een chirurgijn dat Van den Bosch
wel op straat is gevallen.
Op 22 oktober 1860 hervat Van den Bosch zijn
werk na een ziekteperiode.
23-1-1861: De bewaarder is door treurige hui
selijke omstandigheden niet in staat geweest
het gedrag van landmeter Van den Bosch bui
ten kantoortijd te volgen. Zeker is dat Van den
Bosch pijn heeft, door doofheid tevens is be
zocht en sedert 14 dagen niet op kantoor is ge
weest. Zijn overplaatsing is wenselijk!
5-2-1861: Landmeter Van den Bosch is nog
steeds ziek en laat niets van zich horen. Aan
gedrongen wordt op een spoedige voorziening.
11-2-1861: Bij resolutie van 11 februari 1861
wordt landmeter Van den Bosch ontslagen.
2-7-1861: Ex-landmeter Van den Bosch be
schuldigt de bewaarder dat hij onwaarheden
over hem heeft geschreven. Verder zegt hij
nooit rechterlijk te zijn veroordeeld, nooit met
de politie in aanraking is geweest, oude schul
den te hebben afbetaald, ziek te zijn geweest
en dat hij tijdens het werk nooit jenever dronk.
De bewaarder werpt alle beschuldigingen verre
van zich.
29-7-1861: De bezwaren van ex-landmeter Van
den Bosch zijn afgewezen.
Kadaster Appingedam
12-6-1878: Dienstbevel aan landmeter om zijn
hond (waarvan de jongen tegen de registers
wateren) thuis te laten.
Problemen met boekhouders
Ook met boekhouders waren soms problemen,
maar beduidend minder. Bij het Kadaster in
Zutphen vond in 1913 ruzie en een heftige
woordenwisseling plaats tussen de bewaarder
en boekhouder Bolleman. Soms leek de waar
dering van landmeters voor de functie van
boekhouder niet groot. De bewaarder te Goes,
A. Kleijn, ergert zich in 1910 aan de gewoonte
van de Ingenieur-Verificateur die Landmeter
met een hoofdletter schrijft en boekhouder met
een kleine letter.
Bij het Kadaster in Appingedam ging het in
1938 niet goed tussen de bewaarder en boek
houder Marring. Marring weigerde om de door
een klerk vervaardigde kadastrale uittreksels
na te zien. Op hoge toon gaf hij dat de bewaar-
der te kennen. De bewaarder vroeg de inspec
teur der registratie en domeinen te Groningen
om Marring disciplinair te straffen. De be
waarder noemde in de brief echter niet de door
Marring genoemde reden van zijn weigering.
Tot een straf is het dan ook niet gekomen.
Ook te Rotterdam waren er problemen met de
boekhouder, de heer Oosterloo, blijkens een
bericht in Het Vaderland van 19-1-1935:
Bezuiniging: de papieren landmeter
Boekhouders
De landmeter voor de kantoordienst hield zijn
salaris dat hij voordien als landmeter te velde
verdiende. De Minister van Financiën vond dat
hij op kantoor niet de kennis nodig had die hij
zich als landmeter te velde had eigen gemaakt.
Hij vond daarom dat de landmeters voor de
kantoordienst vervangen konden worden door
goedkopere krachten. Het koninklijk besluit
van 4 april 1891 (ingaande op 1 mei 1891) be
paalde dan ook in artikel 4: "Aan de kantoren
van de hypotheken en het kadaster kunnen
Boekhouders worden werkzaam gesteld". Zij
kregen jaarlijks f. 900 tot f. 1500, terwijl een
landmeter 1e klasse f. 2200 per jaar verdiende.
Zodoende deed "de papieren landmeter" zijn
intrede bij het Kadaster.
96
BET AANMEMKN TAM GITTEN
DOOK AMBTENAREN.
De RattcnUWiuiii BshtbuX Heelt vonnis Jt-
wtttn iü de Huk Van den KSJuicen C. F, O,,
lilt Seftlcfcroek en den 3$-jortgen Q. C. v. L.
OTidtiioficJicnlUli boekiitudrr en adjunct-ppm-
mlfcs vait het kadaster te Rotterdam, die rich
(wee weken Hel eden te verantwoorden hebbert
gehad Intake het misdrijf. omschreven in artikel
361 sub*. X van het Wetboek van Strafrecht: hel
als ambtenaren nftrmcmrJi van kifUm, wetende
dal Jir» hun Werden gedaan tenfrvclle al naar
aanleiding van hetgeen door hen, in ïlrijd mat
bhti plicht. WH gedaan of nagelaten.
ZU hadden 'tavonds na diensttijd lijsten mei
namen en adressen van hulseigenaren op hel
hy poth ecKtnntoor verzameld en overgelegd aan den
directeur van een SaKvereeltertngsiiiaatiehappU
voor 1 cent per naam, In totaal voor etn bedreu
van dertig gulden,
zg UJrt. thans veroordeeld tot een geldboete
van 1 ZOO, subsidiair 40 dogen hechtenis.
Het O. M-, waargenomen door mr E. D. H,
schutter, had twee weken onvoorwaarfelij kt
ecvwfemsstrnl' (rfiwht.