Het koord werd evengoed ten minste tot 1755
nog gezien als een redelijk alternatief.46 De
door Benese geschetste problemen waren uiter
aard niet van toepassing op de meetketting,
maar die had zo zijn eigen problemen.
Aangaande de nauwkeurigheid van de meet-
ketting, niet zo zeer numeriek, maar in relatie
tot de meetlat en meetveer, schreef H. J. van
Leusen in 1914:
Ook roest, slijtage en ophoping van vuil in de
ogen van de schakels zijn genoemd als bronnen
van meetfouten typisch voor de meetketting.48
Het ovaal worden en slijten van de ogen ver
oorzaakt het langer worden van de meetket-
ting, terwijl het krombuigen voor verkorting
zorgt. Het roesten kan zowel voor verkorten als
voor verlengen zorgen: aanvankelijk wordt het
ijzer dikker door de roestvorming, daarna zal
het dermate aangevreten worden dat het weer
dunner wordt en daarmee de meetketting
langer maakt. Tot slot "...dient bijzonder op te
worden gelet, dat geen schakels gedraaid zitten
of in elkaar gehaakt zijn",49 aangezien dit ook
het verkorten van de meetketting met zich
meebrengt.
Een andere foutenbron waren de meetpennen.
Meetkettingen werden gebruikt met 6, 10 of 11
meetpennen. Aanvankelijk waren deze "...faites
de bois, garnies au bout d'embas d'en bout
poinctu de fer, longues de deux pieds ou
environ..." (gemaakt van hout, het onderste
uiteinde voorzien van een ijzeren punt, onge
veer twee voet lang).50 Ze moesten qua
"Grosses toutes dix ou onze ensemble tant
qu'un garson de quinze ans les puisse tenir
aysement en son poing(dikte zo zijn dat alle
tien of elf tezamen door een jongen van vijftien
jaar makkelijk in zijn vuist gehouden kunnen
worden),51 hetgeen ook meteen iets zegt over
de gemiddelde leeftijd waarop een assistent
begon te werken. Ze werden gebruikt om het
handvat van de meetketting vast te zetten.
Over het gebruik ervan, en over nog een paar
algemene foutenbronnen, schreef Morgenster
dat de landmeter er aan moet denken
15
But because a corde or a lyne by drawing it upon
y ground wyl somtyme shrynke waxe shorter,
yf it take wette, and somtyme streche longer by
long dryeth, therfore it shalbe necessary, to seare
it in whote [sic.] waxe and rosyne, that it may
kepe at all tymes hys true leyngth.45
(Maar omdat een koord of een lijn door het sle
pen ervan over de grond soms zal krimpen en
korter worden, indien het vocht opneemt, en
soms langer wordt door langdurig drogen, is het
daarom nodig, om het in hete was te branden en
te harsen, zodat het te allen tijde zijn ware lengte
behoudt.)
staan meetlatten bovenaan; de meetveren,
hoewel ook zeer nauwkeurig, zijn echter iets
minder zuiver dan eerstgenoemde, terwijl de
meetkettingen het minste vertrouwen verdienen;
zij rekken n.l. vrij sterk, de cirkelvormige ringen
worden spoedig uitgerekt tot ellipsen, terwijl het
gemakkelijk voorkomt, dat een schakel krom
buigt. Tengevolge van deze euvelen is een meet-
ketting daarom zelden of nooit "op maat". Zij
zijn echter in vele gevallen te verkiezen boven de
meetveeren, vooral wanneer men veel met onge
oefende meetkettingsleepers heeft te werken.
Een ruwheid in de behandeling kan hoogstens
een of meer schakels doen krombuigen, terwijl
een zelfde handelswijze met de meetveer deze
als glas kan doen breken.47
zyn Dienaar wel ernstelyk te bevelen, dat hy
de penne altyd binnen den ring des Ketens, aan
de buiten kant derzelve, regt op moet steken: en
45 Benese, This bokesheweth..., f.6r.
46 H. Wilson, W. Hume, Surveying Improved: or the Whole Art, both in Theory and Practice, Fully DemonstratedTo which is now added,
Geodoesia Accurata: or, Surveying made Easy by the Chain Only... Also, A New Essay Upon Solids., (London, 1755), p. 74
47 H.J. van Leusen, Landmeten en Waterpassen (Delft, 1914), p. 46
48 Nispen, De Beknopte Lant-Meet-Konst..., p.183. T. Ba ker, Elementary Treatise on Land and Engineering Surveying. With all the modern
improvements. Arranged for Practical Land Surveyors and Engineers. In two Parts. With Numerous Illustrations., (London, 1857), p.9. T.
Baker, F.E. Dixon (ed.), A Rudimentary Treatise on Land and Engineering Surveying for Students and Practical Use, (London, 1898), p.26.
Roy, Fundamentals of Surveying, p. 30
49 G.E. Hoedt, G. Jansen, Landmeten en Waterpassen in Ned: Indië (Amsterdam/Batavia/Paramaribo, 1939), p. 8
50 Estienne, LAgriculture..., f.264v.
51 Ibid.
2017-1 De Hollandse Cirkel