1. L r puntenveld, bestaande uit de paspunten en model-verbindingspunten, opgedeeld in onge veer vierkanten, die secties worden genoemd (fig. 1). De posities van de hoekpunten van deze secties worden gekozen, hetzij uit de ver bindingspunten hetzij door extra punten te kiezen. Voor elke sectie worden transformatie parameters bepaald, waarmee uiteindelijk het detailpuntenveld per sectie getransformeerd wordt. Daarbij wordt aangenomen dat dit detailpuntenveld homogeen is. - i Fig. 1 Naast elkaar gelegen secties hebben gemeen schappelijke hoekpunten. Als resultaat ontstaat een puntenveld, bestaan de uit: a) paspunten; b) modelpunten en c) sectie-hoekpunten. De punten b) en c) van dit puntenveld worden via puntsoverdracht en ter voorbereiding van de strooktriangulatie over gebracht op de diapositieven. Voor de punten van de categorie a) is dat natuurlijk niet nodig, deze zijn immers op de dia's al zichtbaar van wege de signalering in het terrein. In de daaropvolgende fase van de strook- triangulatie (fig. 2) of - zoals toen ook vaak - een radiaaltriangulatie worden per strook al deze punten gemeten. De stroken worden daar na rekenkundig tot één blok samengevoegd. Van de eerste strook worden daartoe de machinecoördinaten (de resultaten van de in strumentele strooktriangulatie) getransfor meerd naar voorlopige terreincoördinaten door toepassing van een eenvoudige gelijkvormig heidstransformatie op twee punten. Daarvoor worden paspunten aan het begin en aan het einde van de strook gebruikt. De overige stro ken worden hierna achtereenvolgens aangeslo ten aan de eerste strook. Het resultaat van deze Fig. 2 opeenvolgende gelijkvormigheidstransforma- ties is dat van alle punten (dus van de soorten a, b en c) voorlopige blokcoördinaten zijn be paald. Dit puntenveld wordt vervolgens aan het sy steem van de analoge blokvereffening onder worpen, om het zo goed mogelijk te laten aan sluiten aan alle paspunten die langs de rand van het gebied beschikbaar zijn. Door tijdens de instrumentele strooktriangulatie de model len te horizonteren wordt wel zoveel mogelijk voorkomen dat er projectiefouten gaan optre den in de bepaling van de x,y-coördinaten. Maar als gevolg van de metingen en aan sluitend van de voortplanting van fouten is er sprake van relatief grote verschillen in de coördinaten. Het puntenveld wordt - in geval de vliegstro- ken niet oost-west liggen - rekenkundig oost west getransformeerd om de overblijvende be werkingen te faciliteren. Ten slotte wordt het puntenveld zodanig getransleerd, dat de coör dinaatwaarden zo klein mogelijk zijn; een translatie dus van het 0-punt van het terrein coördinatensysteem. 2.3 De analoge computer De methode, ook wel een analoge computer genoemd, geeft op een mechanische manier de mathematische relaties weer tussen: - voorlopige blokcoördinaten van alle pas- punten en verbindingspunten; - de tegenspraken (de coördinaatverschillen); - de transformatieparameters. Daarbij gaat het in de laatste twee groepen om relatief kleine grootheden en worden deze in het systeem met behulp van het instelbord op een veel grotere schaal weergegeven dan de eerste groep. 4 r iï JJ 3) 2017-1 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2017 | | pagina 6