--*4*
J
De onderdelen van deze analoge computer
bestaan uit sectietemplets, multiplets en een
systeembord.
- De sectie-templets. Van elk sectie-hoekpunt
zijn als resultaat van de strooktriangulatie en
de eerder genoemde transformaties sets be
naderde blokcoördinaten bekend. Per sectie
wordt van de coördinaten van deze hoekpun
ten het gemiddelde bepaald. De verschillen
ten opzichte van dit gemiddelde worden ge
plot op een stuk dun, doch zeer stevig en
glad karton (het templet). Dit gebeurt op een
zodanige schaal, dat de templets tussen
15x15 en 18x18 cm groot zijn. Voor alle sec
ties wordt zo een tweetal templets vervaar
digd. Dit creëert de mogelijkheid om voor
elke sectie een schaalverandering en een ro
tatie te generen; de elementen dus voor een
gelijkvormigheidstransformatie.
Behalve van de sectiehoekpunten worden
ook van alle overige punten de verschillen
ten opzichte van dit gemiddelde bepaald in
verband met de noodzakelijke transformaties
in de slotfase, dus na de laatste iteratie.
Per sectie-templet wordt ten slotte een twee
tal zgn. hulppunten geplot op een voor alle
secties gelijke afstand s en symmetrisch ten
opzichte van het zwaartepunt van de sectie
en in y-richting (zie de lijn naast de y-as in
fig. 3). De afstand tussen de twee hulppunten
wordt bepaald door de gemiddelde strook-
breedte op de schaal m van de templets.
De functie van de sectietemplets (fig. 4) is:
a) het op mechanische manier bewerkstel
ligen dat per sectie het puntenveld alleen
een gelijkvormigheidstransformatie kan
ondergaan.
Dit gebeurt volgens de bekende formules,
die gelden in het geval van coördinaatver-
schillen ten opzichte van het zwaartepunt
per sectie:
dX AX.ds - AY.dr dX0
dY AX.dr - AY.ds dYo
De sectietemplets worden voorzien van
gleuven en een gat (fig. 4). De gestanste
gaten van elk van de twee templets liggen
diagonaal tegenover elkaar, waardoor de
twee templets ten opzichte van elkaar
kunnen schuiven.
b) de bepaling van de transformatie-parame
ters (dX0, dY0, dr, ds) voor de punten bin
nen de secties. De verschuiving van de
hulppunten per sectie (fig. 5) is namelijk
een maat voor de transformatie waaraan
alle punten binnen de sectie moeten wor
den onderworpen (om het blok beter te
laten passen in het terreincoördinaten
systeem).
Deze verschuivingen dxi, dx2, dyi, dy2
van de hulppunten leiden namelijk tot de
volgende transformatieparameters:
dXo m/2(dxi dx2)
dYo m/2(dyi dy2)
dr m/s(dxi - dx2)
ds m/s(dyi - dy2)
De multiplets. De methode maakt gebruik
van speciaal daarvoor vervaardigde multi-
plets. Met behulp hiervan worden op een
instelbord de coördinaatverschillen, de
tegenspraken dus, op de sectiehoekpunten
ingesteld.
Ook worden de multiplets gebruikt om de
tegenspraken in te stellen van de terrestri-
r---
j
Fig. 3
Fig. 4
Fig. 5
5
1
1
p-
Hf'/j
2017-1 De Hollandse Cirkel