Het moet al vóór de aankomst van de O 16 in Lissabon zijn geweest dat het Algemeen Neder- landsch Comité Onze Marine het initiatief nam om een gedenkteken te plaatsen voor de al meer dan tien jaar bestaande vruchtbare sa menwerking en de professor persoonlijk een geschenk aan te bieden.13 Dit initiatief werd dadelijk gesteund door een erecomité onder voorzitterschap van prof. J.J.A. Muller (voor zitter van de toen nog bestaande RCGW) en met prominente leden, zoals vice-admiraal T.L. Kruys (commandant van de Marine te Willemsoord), vice-admiraal J.C.F. Hooykaas (hoofd van de Afdeling Hydrografie), prof. J.A. Grutterink (voorzitter van het Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap te Delft), prof. K. Oestreich (directeur Geografisch Instituut, Universiteit Utrecht), prof. E. van Everdingen (hoofddirecteur van het KNMI) en prof. L.A. van Royen (oud-minister van Oorlog en Ma rine en president KIvI). Het gedenkteken - een monument - zou in Delft worden geplaatst en daarnaast zouden elders bronzen gedenkplaquettes worden aan gebracht. Daartoe startte Onze Marine al in maart een geldinzameling en begin mei kreeg het plan onder leiding van oprichter-voorzitter A.W.P. Angenent, alias Albert Chambon, al meer gestalte.14 De gedenkplaten zouden wor den geplaatst in het Geografisch Instituut te Utrecht en bij de Onderzeedienst in Den Hel der; het Delfse monument zou al binnen enkele maanden moeten verrijzen op het De Vries van Heijstplein, tegenover het Mijnbouwkundig Instituut en niet ver van het Gebouw voor Geo- naar de Marine - in de plaatselijke 'zeehelden buurt'. In een oproep tot aanvullende financie ring legde Onze Marine het eind mei nog eens uit.15 De kosten zouden overigens geen beletsel mogen zijn, want het monument zou primair bestaan uit de bovenbouw van de in november 1936 - dus kort na de indienststelling van de O16 - uit dienst gestelde en op termijn te slo pen bijna 20-jarige onderzeeboot Hr.Ms. O 6. Het zou daarbij gaan om de zogenaamde brug- kuip met periscoop, mast, vlaggestok en mijnennet; met een lengte van 5,50 en een breedte van 1,5 meter zou dit geheel worden geplaatst op een betegelde betonnen onder bouw in een aan te leggen bassin. "Zo komt de O 6, gedeeltelijk althans, tóch weer in haar element terug."16 De gedetailleerde uitwerking van het plan was natuurlijk aan de ontwerper. Wie daarvoor was aangezocht of in gedachte was is niet gebleken en ook niet of er in meer detail iets op papier heeft gestaan, wel dat het Delftse college van Burgemeester en Wethouders in augustus 1937 om esthetische redenen besloot geen vergun ning voor het plaatsen van het monument in het De Vries van Heijst plantsoen te verlenen.17 Bij leven zou burgemeester F.M. de Vries van Heijst, die tijdens zijn ambtsperiode (1872 1910) de als civiel student op de Oude Delft 210 wonende rijzige zoon van zijn Rotterdamse respectievelijk Amsterdamse collega S.A. desie aan de Kanaalweg, Vening Meinesz' Delftse contactpunten en - met een knipoog 57 De Vries van Heijstplantsoen, ansichtkaart van omstreeks 1937. Bron: www.google.nl/search... Hr.Ms. O 6. Uit: Heldersche Courant 20-4-1937 13 De Banier: Staatkundig Gereformeerd Dagblad 13-3-1937 14 Geassocieerde Pers Diensten (GPD), "Een onderzeeboot in Delft!", LeidschDagblad8-5-1937 15 Heldersche Courant 24-5-1937 16 "Een vreedzame onderzeeboot te Delft", ArnhemscheCourant 10-5-1937 17 De Telegraaf 28-8-1937 2017-2 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2017 | | pagina 7