den door Onze Marine werd het, met dank aan
voorzitter en initiatiefnemer A.W.P. Angenent,
door de commandant van de Onderzeedienst
(KLtz. J.G van Berg) overgenomen. Onder het
toeziend oog van Angenent had de comman
dant op 21 januari, ter herinnering aan de
samenwerking en de mijlpaal, een in een loden
buis 'geconsolideerde' oorkonde ingemet
seld.20 Mogelijk was - zoals gedacht voor
Delft - nog overwogen een deel van de in Den
Helder op een koper/sloper wachtende O 6 in
dit monument op te nemen, maar het was uit
eindelijk een 2,50 meter hoog handvormstenen
metselwerk geworden met daarin een 70x50
cm2 metend bronzen reliëf. Die fraaie, door de
Koninklijke C. Begeer te Utrecht vervaardigde
en door plaatselijk juwelier J.F. Beemsterboer
geleverde gedenkplaat toonde onder meer een
portret van Vening Meinesz in een medaillon
rustend op een wereldbol, beschouwd vanaf
een punt boven het midden van de Indische
Oceaan; daaronder de boegen van drie varende
onderzeeboten, zoals de hoogleraar die had
benut en zijdelings de jaartallen 1923, respec
tievelijk 1937; ten slotte de tekst:
"Samenwerking Marine en Wetenschap
Zwaartekrachtmetingen in alle oceanen over
100.000 zeemijlen per onderzeeboot" 21
[vVute^squp
Met diezelfde tekst - aan weerszijden het be
kende gekroonde 'onklare' Marine-anker, res
pectievelijk een getrouwe afbeelding van een
slinger van het gebruikte type - en de toevoe
ging "door Prof.Dr.Ir. F.A. Vening Meinesz"
met de jaartallen 1923 en 1937, werd daarna in
het Geografisch Instituut te Utrecht een be
scheidener bronzen gedenkplaat onthuld;22
vermoedelijk ook die vervaardigd en geleverd
door de firma's Begeer in Utrecht, respectieve
lijk Beemsterboer in Den Helder. Geplaatst in
de muur van de trappengalerij op Drift 21,
werd deze plaquette, overeenkomstig het oor
spronkelijke plan van Onze Marine uit voor
jaar 1937, nu op 7 maart 1938 door prof. Mul
ler, voorzitter van het erecomité, aangeboden
aan directeur prof. K. Oestreich. Het was een
drukbezochte bijeenkomst, waarbij prof. Ve-
ning Meinesz uit handen van collega Muller
een album kreeg met honderden handtekenin
gen van relaties uit binnen- en buitenland, die
daarmee uiting gaven aan hun belangstelling
en waardering voor Vening Meinesz's baan
brekende werk.23 Na zijn memorabele reis per
O 16 had Vening Meinesz ter beproeving van
een noodzakelijke aanpassing van zijn appara
tuur eind 1937 nog gelegenheid gekregen de
thuisreis van Hr.Ms. O 12 vanaf Curagao
mogen meemaken, maar evenals in Den Helder
enkele weken geleden, was intussen bekend dat
de gevierde hoogleraar voor het verrichten van
de geroemde onderzeese werkzaamheden een
opvolger had gevonden. In die zin zou Vening
Meinesz' rol op termijn dus zijn uitgespeeld,
maar geenszins zijn interpretatief aardweten-
schappelijk onderzoek.
Mogelijk had zijn 'stormreis' met de O 16 naar
Washington en terug hem ertoe gebracht om in
oktober 1937 de RCGW voor te stellen een
medewerker aan hem toe te voegen die, na
opleiding daartoe, op den duur de zwaarte
krachtsmetingen aan boord van onderzeeboten
van hem - hij was vijftig - zou kunnen over
nemen. Het was duidelijk: "De leeftijd van het
lid Vening Meinesz maakt het noodzakelijk het
59
Plaquette aangeboden aan Geografisch Instituut
Utrecht, 7 maart 1938. Coll. en foto: Erfgoed
TUDelft, nr. 2000.0456.GEO
20 Heldersche Courant 22-1-1938
21 Marinemuseum Den Helder, inv.nr. OZD/0030
22 De Gooi- en Eemlander 7-3-1938 en De Tijd 8/3-1938, met afbeelding
23 Universiteitsmuseum Utrecht, coll. Vening Meinesz, doos nr. 1745
2017-2 De Hollandse Cirkel