Kadaster: 200 jaar bestuur
Zacharias Klaasse
Het Kadaster is vanaf het begin (1812) tot 1 juli
1970 onderdeel geweest van de Administratie
der Belastingen van het ministerie van Finan
ciën. En niet alleen onderdeel van, maar ook
ondergeschikt aan. Van 1 juli 1970 tot het ka
binet Den Uyl (4 juni 1973) bleef het Kadaster
nog bij Financiën, maar formeel los van de
Belastingdienst. De positionering bij de Belas
tingdienst was soms lastig, want men had daar
heel andere dingen in zijn hoofd dan techni
sche problemen over metingen. Op het minis
terie van Financiën was van 1816 tot 1826
niemand werkzaam die iets van het Kadaster
wist. Dat veranderde toen er iets mis dreigde te
gaan: in 1825 bleek dat de kadastrering veel te
langzaam ging. Men had behoefte aan een be
tere basis voor de grondbelasting en die basis
zou het Kadaster zijn, maar de kadastrering
duurde te lang. Het werd hoog tijd dat iemand
op het ministerie het Kadaster ging aansturen.
Over die aansturing gaat dit artikel. Ook na
1825 was die aansturing nodig. Het ging met
vallen en opstaan.
1826-1846: strijd om de leiding
Het Kadaster werd per 1 januari 1826 toege
voegd aan de Dienst der Registratie en Lote
rijen. Het zou niet de laatste keer zijn dat het
Kadaster en de Loterijen organisatorisch op
één hoop werden gegooid. Ook per 1 juli 1970
werden Kadaster en Staatsloterij onder één
Directoraat-Generaal geplaatst. De veel
geprezen rechts
zekerheid scheen
prima bij de loterij te
passen. In 1826
kreeg de Ingenieur
Verificateur in het
Groothertogdom
Luxemburg, J.A.
Lipkens, de leiding
over de kadastrale
opmetingen. Lipkens
werd berucht om zijn
voorkeur voor de
zogenoemde Carré
methode (zie: https://fr.wikipedia.org/wiki/
Méthode_des_moindres_carrés). Lipkens
werd geboren te Maastricht in 1782. Hij was
nog maar 20 jaar oud toen hij leraar in de Geo
desie werd te Montbrisson in Zuid-Frankrijk.
In 1830 werd hij Inspecteur-Generaal van het
Kadaster in 's-Gravenhage. Hij nam ontslag
per 1 april 1843 en overleed in 1847 te War
mond.
Lipkens moest zich houden aan de bevelen van
de Staatsraad, Administrateur van de registra
tie, het kadaster en de loterijen, J.P.E. Gericke
(1785-1845). Deze Gericke is bekend geworden
om zijn 111 circulaires over het Kadaster. In
deze circulaires komen tal van onderwerpen
aan bod: hij maakt metingen en schattingen
eenvoudiger en voert andere berekenings
methoden in voor de waarde van de percelen.
Daarnaast verhoogt hij de personele capaciteit
om het project te laten slagen: er komen meer
landmeters en ook neemt hij 25 beambten aan
die ondersteunen bij het schattingswerk. Het
daadwerkelijke meetwerk wordt gedaan door
controleurs en schatters, die lokaal worden
aangeworven. In elke provincie vestigt Gericke
hiertoe een speciaal bureau van het kadaster en
ook krijgt elke provincie een inspecteur, die er
niet zelden zelf op uittrekt om het meetwerk te
controleren. Voor wat betreft het kadaster
krijgt Gericke een uitzonderingspositie: hij is
slechts aan de koning verantwoording schul
dig. Dit leidt al snel tot een competentiestrijd
met minister van Financiën Van Tets van
Goudriaan. Wanneer de voltooiing van het ka
daster nadert, ijvert Gericke voor het bijhouden
ervan, om zo alle inspanningen niet nutteloos
te laten zijn. In 1832 publiceert hij de eerste
Instructie Kadaster. Van Tets meent echter dat
hij daarmee zijn bevoegdheid te buiten gaat.
Hij beklaagt zich over de kostbaarheid van de
operatie en het feit dat Gericke zijn Instructie
Kadaster zonder ruggespraak heeft uitgegeven.
De koning komt tussenbeide en besluit dat het
kadaster in stand moet blijven. Gericke gaat
ook nadat het kadaster in oktober 1833 defini
tief is, zeer tegen de zin van Van Tets echter
107
J.A. Lipkens
2017-3 De Hollandse Cirkel