RD te Delft gedetacheerd bij de RCGW. Uitge
breide informatie over de reis met de KII be
vindt zich in de andere koffer (depot TUDelft).
Na de reis met de KII werd er een nieuw drie-
slingerinstrument (op basis van vier pendel
apparaat van vier slingerapparaat Stückrath)
ontwikkeld, en getest. Testresultaten zijn ook
te vinden in Koffer 1. Het nieuwe instrument
werd geplaatst in de onderzeeër K XIII, die op
27 mei 1926, met Vening Meinesz aan boord,
vertrok naar NOI, maar dan via het Panama
kanaal. Voor het vertrek (26 mei 1926) werden
de chronometers Nardin 212 en de 2081 gecon
troleerd. Na aankomst in Soerabaja (13 decem
ber 1926) werden er metingen verricht in of bij
de Bosscha Sterrenwacht bij Bandung, Java
(TH Bandung). Er was ook controle op de gang
van de slingeruurwerken Riefler, Richter en de
Casseres, die aldaar aanwezig waren. Vening
Meinesz werd geholpen door de ingenieurs
Poldervaart en Varkenvisser. Verder waren er
gegevens over tijdseinen tijdens de aanvullende
regionale reizen om Celebes en rond Sumatra,
en een map met opschrift Eindberekeningen
NO1 (1929/1930) tijdens de terugreis per mail
boot naar Nederland.
De latere reis met de KXVIII is bekender,
maar wetenschappelijk gezien was de reis met
de KXIII, via het Panamakanaal, belangrijker.
Zonder begeleiding van andere schepen voer
de KXIII vanaf Den Helder over de Stille of
Grote Oceaan naar Java.
Expeditie Nautilus
Begin 1930 nam de wetenschapper (poolreizi
ger) Hubert Wilkins contact op met Vening
Meinesz om het toen al beroemde drieslinger-
apparaat mee te mogen nemen tijdens een
poolreis met een afgedankte Amerikaanse
onderzeeër in de USS O 12 (SS-73). Voor deze
Nautilus-expeditie was Vening Meinesz in
1931 naar Bergen (Noorwegen) gegaan met
een nieuw slingerapparaat. Samen met de arts
en wetenschapper B. Villinger werd het nieuwe
apparaat getest, inclusief de nieuw aangeschaf
te chronometers van Nardin.
Bernhard Villinger deed in augustus en sep
tember 1931 tijdens de reis met de Nautilus
zeven metingen van de zwaartekracht, in de
omgeving van Spitsbergen. Dr B. Villinger
kreeg hulp bij de metingen van o.a. dr. Harald
U. Sverdrup. Halverwege de tocht werd be
sloten om terug te gaan. De bemanning had
namelijk geen vertrouwen in de oude onder
zeeër. Na terugkomst in Bergen (Noorwegen)
zonk de onderzeeër. Gelukkig was iedereen
van boord, inclusief het slingerapparaat en de
meetresultaten. Onze Utrechtse en Delftse
wetenschapper F.A. Vening Meinesz kreeg de
gegevens ten behoeve van zijn verzameling
zwaartekrachtgegevens van de oceanen. Nu
zijn de originele meetresultaten van deze
zeven zwaartekrachtbepalingen van een be
roemde buitenlandse expeditie in de biblio
theek van de TUDelft. In Nederland was in
1931 grote interesse in deze expeditie, zie
Haarlem's Dagblad van 3 mei 1931, blad 4.
Overig
Chronologisch als laatste de volgende voor
werpen:
- de testresultaten met de nieuwe in 1931, door
Nederlandse Seintoestellen Fabriek (NSF)
vervaardigde slingers. Deze slingers zijn in
1932 gebruikt voor de reis naar de Azoren
per O13.
- Een pak fotokopieën van meetresultaten, met
opmerkingen van de Coast and Geodetic
Survey (U.S) en een kladaantekening van
prof. J.J.A. Muller, van de Universiteit van
Utrecht, maar toen ook voorzitter van de
Rijkscommissie voor Graadmeting en Water
passing. De meetresultaten werden tijdens de
Koude Oorlog politiek-gevoelige informatie,
zie"Political geodesy: the Army, the Airforce
and the World Geodetic System of 1960" in
Annals of Science (van D.J. Warner).
Zelf aan het woord
F.A. Vening Meinesz, Observations de pen
dule dans le Pays-Bas 1913-1921, Delft 1923
Idem, Gravety expeditions at sea 1923-1930,
Vol 1, Delft 1932
Idem met J.H.F. Umbgrove en Ph. H. Kuenen,
Gravety expeditions at sea 1923-1932 Vol 11,
Delft 1964
Dit artikel is dankzij de hulp van Leen
Aardoom tot stand gekomen.
60
2018-2 De Hollandse Cirkel