de eerste plaats langs de rivier tot aan Maas- landsluis, op te meten. Op 4 december werden de, hierboven genoemde, landmeters naar 'de plaatsen hunner destinatie gedepecheerd'. (13) Omdat de opmetingen zo uniform mogelijk moesten geschieden werd met kaartmodellen en maatboekmodellen gewerkt. Van het begin af aan werd in het gehele land vastgehouden aan een gereglementeerde kaartering van de metingen voor de verponding welke gericht was op een perceelsgewijze grondboekhou ding. De metingen stonden onder toezicht van een officier-ingenieur of landmeter-verificateur. De door de landmeter berekende grootte van de percelen, werd door voornoemde functiona rissen onderzocht en bekrachtigd. Het werk der verponding werd stopgezet toen de Nederlanden door Napoleon bij Frankrijk werden ingelijfd en in 1811 het systeem van de Franse grondbelasting in plaats van het Hol lands kadaster werd ingesteld. Op 8 augustus 1810 werden bijna alle verpondingslandmeters dan ook al ontslagen. Alleen de metingen waar al mee begonnen was, en die door de gemaakte meetkosten niet onderbroken konden worden, mochten worden voltooid. Men mocht echter niet meer beginnen met nieuwe metingen vol gens het systeem van het Hollands kadaster. Twee dagen later werden vanwege de vermin dering van het aantal landmeters ook twee ve rificateurs ontslagen. (14) Omdat er van Tollus' hand geen opmetingen ten behoeve van de ver ponding bewaard zijn gebleven, is niet goed na te gaan wat hij precies gedaan heeft en hoelang hij nu eigenlijk werkzaam is geweest als ver pondingslandmeter. In een brief van 24 novem ber 1810 van C. van Breugel aan I.J.A. Gogel, wordt een overzicht gegeven van de tot dan toe reeds opgemeten delen van Holland, waaruit blijkt dat van het vermoedelijke oppervlakte van Maasland ongeveer 84% gemeten was. Aangezien Tollus voor dit landsdeel in begin sel verantwoordelijk was, moet hij toch zeker een deel hiervan zelf gemeten hebben. (15) 83 Noten (zie voor de volledige literatuurtitels zo nodig de website) 3 Lottman, 399-400. Bij het overlijden van Maria Duyst van Voorhout, Douairière Baronesse van Rheede op 26 april 1754 kwamen het Stadskinderhuis te Utrecht, het Burgerweeshuis te 's-Gravenhage en het weeshuis te Delft in bezit van haar fortuin. De meest begaafde jongens uit deze weeshuizen werden hierdoor in de gelegenheid gesteld een wetenschappelijke, technische of artistieke opleiding te volgen. Aangegeven wordt dat Hendrik Tollus vanaf 1796 als meester in de bouwkunde verbonden was aan de Fundatie van Renswoude te 's-Gravenhage. 4 De Booy, 92. 5 Lottman, 399-400. Cornelis van Die(n)st was van 1791 tot 1803 meester in de rekenkunde, wiskunde en landmeetkunde aan de Fundatie van Renswoude te 's-Gravenhage. 6 Huijbrecht, 150. Opleidingen kon men volgen te Breda, Den Bosch, Nijmegen, Deventer of aan de Hogeschool te Leiden. 7 De Booy, 276. Bijlage 1. Op de Fundatie gebruikte studieboeken. Jean-Jacques Blassière, Inleiding tot de beschouwende en werkdadige meetkunde, 1776. Omdat Blassière les had gegeven aan de Fundatie van Renswoude te 's-Gravenhage van 1777 tot 1791 zal ook daar zijn boek voor de landmeetkunde-lessen gebruikt zijn. 8 Jaeger, 64 (nr. 260: Landmetersadmissie van het Hof van Justitie voor Adrianus Tollus, landmeter te Den Haag op 18 mei 1801). De benamingen 'Geometricus' en 'Mathematicus' werden in die tijd klaarblijkelijk door elkaar gebruikt voor aanduiding van het beroep van wiskundige; Huijbrecht, R., 157. Pieter Heynsius was van 1791 tot 1802 examinator bij het Hof van Justitie. 9 De Booy, 107 en 109. De fabriek van Delfland hield toezicht op het onderhoud van de polders, molens, sluizen en de duinen. 10 Verponding is een ander woord voor grondbelasting. Voor de geschiedenis van de Verponding en Tollus' betrokkenheid hierbij zie: Muller en Zandvliet, 46-48; Teeling (1955), 92 en 133-134; Teeling (1984), 166-168; Scheffer, 17-26; Algemeen Rijksarchief (ARA), archief Gogel, inv.nr. 80, Rapport d.d. 3 en 10 september 1806 en een uitnodiging aan landmeters om zich te vervoegen bij Le Fèvre de Montigny voor het afleggen van een examen. 11 Teeling, 263 (nr. 352). Teeling vermeldt hier foutievelijk dat Tollus in 1806 landmeter te Delft (in plaats van te 's-Gravenhage) was. De auteur heeft dit misschien geconcludeerd aan de hand van het feit dat Delft de hoofdplaats van het arrondissement was waarvoor Tollus metingen bij de Verponding verrichtte. 12 Tollus had de kaart van de landgoederen rond Driebergen hoogstwaarschijnlijk voor zijn aanstelling bij de Verponding vervaardigd. 13 Algemeen Rijksarchief (ARA), archief Gogel, inv.nr. 80, Rapport d.d. 10 september 1806. In een 'Tableau der Landen waar de Metingen te beginnen' wordt aangegeven waar welke landmeters te werk werden gesteld. Zo moest P.A. Overduyn bijvoorbeeld landmeterswerk verrichten in het departement Utrecht en kregen Kips en Van Diest landstreken in het departement Brabant toegewezen. 14 Zandvliet, 241. Adrianus Tollus was deze dag, net als vele andere landmeters die werkten voor de verponding, niet in dienst. 15 Teeling (1984), 176. (https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/?q=landmeter&page=4) 2018-2 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2018 | | pagina 45