Na een studieperiode getijden, astronomi
sche plaatsbepaling en Tellurometer ging hij
in 1960 als oudste officier van Hr.Ms. Snel-
lius weer naar Nieuw-Guinea (tot medio
1961, toen hij werd afgelost door W.G. van
Gent). Daar heeft hij veel opnemingen ver
richt, met veel triangulatiewerk aan de wal.
Hij vond dat de boeiendste tijd van zijn car
rière. Er werden lokale opnemingen verricht,
zoals zoeken naar een obstructie bij Sarmi
op de noordkust, opnemingen voor hout
concessies op plaatsen waar de schepen hout
van de wal moesten halen. De vaarroutes
naar de oliewinplaatsen in de Mac Cluergolf
moesten worden gedregd, omdat de tankers
14 meter diepgang hadden. Veel gebieden
moesten afgedregd worden op onbekende
riffen.
Van 1962 tot 1965 was Jan Kreffer leraar
zeevaartkunde bij het Koninklijk Instituut
voor de Marine (KIM). Hij ging in 1965, als
commandant van Hr.Ms. Snellius naar Suri
name, om de kustwateren en de riviermon
dingen opnieuw in kaart te brengen, met be
hulp van een speciale Decca-navigatieketen.
Hiertoe moest tevens een langdurige (ca 1,5
jaar) en bewerkelijke polygoonmeting van
west- naar oost-Suriname uitgevoerd worden
om de exacte locatie van de Decca-stations
te bepalen. De gehele periode in Suriname
had dhr Wigo van Gent de functie van
Oudste Officier aan boord. In die tijd werd
ook bijgedragen aan een magnetisch, gravi-
metrisch, geologisch en zoölogisch onder
zoek van het Continentaal Plat van Suriname
(OCPS). Het gezin Kreffer kon mee naar
Suriname en heeft 3/ jaar in Paramaribo
gewoond. Ltz Kreffer stapte in Suriname als
commandant over op Hr.Ms. Luymes, die de
Snellius kwam aflossen.
Vanaf 1969 werd hij geplaatst bij de Marine
staf, had onder meer het toezicht op de bouw
van de Noordzee-opnemingsvaartuigen
Buyskes en Blommendal en maakte later
deel uit van het projectteam van de nieuw
bouw van het oceanografisch schip Tyde-
man. Dit schip moest zowel de burger- als de
militaire oceanografie dienen. Er volgde een
jaar als eerste officier van het bevoorradings
schip Hr.Ms. Zuiderkruis. Dat vond hij een
heerlijke tijd. Het schip moest op zee olie,
voorraden en goederen leveren aan jagers en
fregatten.
In 1977 werd J.C. Kreffer benoemd tot Chef
der Hydrografie, met de rang van Schout-bij
nacht. De automatisering en de nauwkeurig
heid van metingen hadden toen grote aan
dacht. Hij was geliefd bij het personeel
vanwege zijn grote betrokkenheid.
In een van de vele commissies had hij een
goed persoonlijk contact met de directeur
van de Directie Noordzee van Rijkswater
staat, wat uiteindelijk heeft geleid tot het
Hydrografisch Instituut (opgericht onder zijn
opvolger L.H. van Opstal).
Binnen de Raad voor Zeeonderzoek, waar
van Jan Kreffer ongeveer acht jaar voorzitter
was, had hij veel te maken met instituten die
met Hr.Ms. Tydeman naar zee wilden gaan,
zoals het Instituut voor Onderzoek der Zee,
het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie,
het Vening Meinesz Laboratorium en het
KNMI.
Hij was ook voorzitter van de Subcommissie
Mariene Geodesie van de RCG (Rijks
commissie voor Geodesie). Na zijn leeftijds
ontslag bij de Koninklijke Marine werd Jan
Kreffer - met een Indonesische counterpart
- voorzitter van het organiserend comité
voor een oceanografische expeditie in Indo
nesische wateren.
Hij was twee jaar president van de (Engelse)
Hydrographic Society en was een van de op
richters en bijna 10 jaar voorzitter van de
Nederlandse tak van deze organisatie (later
Benelux Branch).
In 1996-1997 maakte hij, als gedreven be
langstellende vrijwilliger, deel uit van de
Werkgroep Kadastrale Atlas Gelderland,
waarbij hij nauwgezet ca 21 oude kadaster-
kaarten (minuutplans) her-tekende, vooral
van de kadastrale gemeente Epe en Oene.
Dit gebeurde ter vervanging van de originele
kaarten, die in de oorlog veel geleden had
den.
Jan Kreffer had in Nieuw-Guinea veel sa
mengewerkt met collega Harry N.B. Roels,
die vele verhalen heeft nagelaten over de tijd
in de tropen. Na Roels' overlijden in 1998,
heeft Jan Kreffer die verhalen voorzien van
128
2018-3 De Hollandse Cirkel