Het Stückrath-vier-slingertoestel, niet geïnventariseerd 'geodetisch instrumenteel erfgoed' P. STOQKRATH. Friadenai'Barlli, Prof.dr.ir. Leen Aardoom Al was het maar door de aanwezigheid van een niveau, de meeste geodetische opname-appara- tuur van weleer verraadt nadrukkelijk het ex- of impliciete verband met de richting van de zwaartekracht. In onbruik geraakte apparatuur voor de meting van de grootte (de versnelling g) is zeldzamer. In dit ook in Nederland be perkte erfgoedbestand is professor F.A. Vening Meinesz' baanbrekende drie-slinger-onderzee- gravimeter onbetwist het topstuk. Die positie dankt het mede aan de gebruikte slingers die de uitvinder dadelijk in 1925 onttrok aan het Stückrath-vier-slingertoestel dat hij in voor gaande jaren in opdracht van de Rijkscommis sie voor Graadmeting en Waterpassing (RCGW) had gebruikt bij de gravimetrische opname van Nederland en in 1922-1923 bij zijn proeven op zee. Samen met het Stückrath- slingerstatief, dat daarna werkeloos achterbleef in zijn laboratorium bij het KNMI en nu in De Bilt wordt bewaard in het depot, vormen die slingers - waarvan één in Delft bewaard in een houten kistje - de hoofduitrusting waarmee dr. ir. Vening Meinesz de gravimetrische opname van Nederland in 1921 voltooide; afgezien van het onmisbare, maar niet meer aanwezige visuele Von Sterneck-coïncidentie-apparaat en de NSF tijdseinontvanger ter controle van de in Delft nog wel aanwezige contact-chronometer Nardin nr. 212. Vanwege de voortrekkersrol van bedoeld Stückrath-vier-slingertoestel, waarmee Vening Meinesz in 1923 zijn historische eerste onder zeese reis maakte, lijkt een beschouwing daar van als 'geodetisch instrumenteel erfgoed' als nog op haar plaats. De door de Duitse instrumentmaker Paul Stückrath (1844-1916) in samenwerking met het tegenwoordig geheten Geodatisches For- schungs Zentrum (GFZ) te Potsdam ontwik kelde vier-slinger-zwaartekrachtsmeter werd voor lange tijd de meest succesvolle uitwerking van een uit omstreeks 1880 stammend idee van de Oostenrijkse majoor R. von Sterneck om te komen tot veldapparatuur voor relatieve waar nemingen. Met een prototype uit 1887, ver vaardigd door de Weense instrumentmaker E. Schneider1, wedijverden in Duitsland na 1890 de instrumentmakers Carl Bamberg en Paul Stückrath - beiden kortelings van Berlijn naar Friedenau overgekomen - bij de realisatie van een praktische uitvoering van Von Sternecks voorstel. Bamberg werkte daarbij in opdracht van prof. M. Haid (Karlsruhe) en Stückrath in opdracht van prof. F.R. Helmert (Potsdam) aan de uitwerking van een ontwerp van diens collega-medewerker prof. E. Borrass. Onder indruk van Von Sternecks baanbrekende proef- metingen in de Alpen en een persoonlijke de monstratie van diens apparatuur in juli 18902, maakte Helmert vaart met plannen voor de constructie van een soortgelijk eigen apparaat. Daarbij zou Paul Stückrath nauw samenwerken met de ervaren Max Fechner, die - eerder in dienst van Bamberg3 - in 1892 bij GFZ als instrumentmaker was aangesteld. Wujii. hfttllt tater iutbrui. ffHdeUjtptritt, ftelimagraplien- Nu hare Auekuiift b^rejiwlTteet (IBWi Albestrafie 11: voor zwaarte en seismiek Het Stückrath-concept 1 H. Löscher, 'Zur Geschichte der Schweremessungen (Schlusz)', Österreichische Zeitschrift für Vermessungswezen 1906 nr. 21-22, pp. 326-333 2 GFZ, Jahresbericht 1890-1891 3 Idem 1892-1893 94 2018-3 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2018 | | pagina 4