-T<\ -
azimuthale waarnemingen, by herhaling, zyn
gedaan, welken men zich al mede kon ten
nutte maken".
De herstart was in de maand mei 1802 met
assistentie van "den Heer J. DE GELDER,
zeer ervaren Mathematicus, en aan wien ik de
berekening van alle de te doene waarnemin
gen opgedragen heb." "De Voorzomer van het
jaar 1802 leverde dagelyks zoo veel wind op,
dat men zeer weinig vorderen kon, ondanks
vele aangewende middelen, om zich daar
tegen te dekken; het welk dan eens geschiedde
door gespannen zeilen, dan eens door een ge
deelte van de torens, waar op men de waarne
mingen deed, met planken te betimmeren.
Omtrent het midden van de maand July
veranderde echter deze omstandigheid zoo
zeer ten goede, dat men van dit oogenblik af
tot in den aanvang van de maand October toe,
byna dagelyks ongehinderd kon waarnemen,
en alzoo het genoegen had, van Duinkerken en
Mont-Cassel af, tot aan Leyden, Nieuwkoop,
Utrecht, Gorinchem, Breda, Helvarenbeek en
Lommel toe, den Schakel van Driehoeken vol
komen te maken." (blz. 231). K. Zandvliet
heeft in de inleiding bij de uitgave van de
Topographische kaart van de Veluwe en
Veluwe-Zoom door M.J. de Man op bladzijde
19 een kaart opgenomen met als onderschrift:
"Overzicht van de stand van de triangulatie
aan het eind van het jaar 1802, volgens de me
tingen door J. de Gelder en C.R.Th. Krayen-
hoff." (Omdat de huidige scantechniek meer
mogelijkheden biedt is met hulp van dhr. G.
Boink van het Nationaal Archief van dat origi
nele kaartje een duidelijkere scan gemaakt, zie
afb. 1.) Dat zou dus de situatie moeten zijn tot
waar het werk gevorderd was in het hiervoor
geciteerde gedeelte uit zijn brief. We zien daar
op, dat Krayenhoff de Meridiaan en de Perpen
diculair van Duinkerken aangeeft, zoals dat
ook op de kaart van het driehoeksnet van
Perny (zie DHC 2018-3 blz. 107) is gebeurd,
gebruikt hij in het begin dezelfde driehoeks-
punten als Perny, alleen de tussenpunten Goes
en Lier, en het punt Berg van L'Enclus komen
bij Krayenhoff niet voor. Verder zien we dat
Krayenhoff onder andere aangaf als driehoeks-
punten Hoch Elten, Arnhem en Doesburg,
welke laatste twee plaatsen hij goed kende. In
Arnhem had hij een jaar op de Latijnse school
gezeten, en in Doesburg was onder zijn leiding
in 1782 een bliksemafleider op de kerktoren
geplaatst. Deze twee steden liggen echter
beiden onderaan de rand van de Zuidelijke
Veluwezoom respectievelijk aan de rivieren de
22
Afb. 1. Overzicht van de stand van de triangulatie aan het eind van het jaar 1802. (Nationaal Archief,
Archief Binnenlandse Zaken 1795-1813, toegang 2.01.12 inv. nr. 480, bijlage bij exh. 28 dec 1802 no. 6a)
2019-1 De Hollandse Cirkel