Rijn en de IJssel, en dat is niet zo gunstig om
in een driehoeksnet op te nemen. Beide punten
vinden we dan ook niet meer terug op de kaart
die als bijlage bij deze brief is gevoegd, en dus
de situatie aangeeft per december 1803. Ook
het punt Hoch Elten, dat wel erg hoog gelegen
is, en ook van veraf goed zichtbaar is, vinden
we op deze kaart van eind 1803, niet meer
terug. Zie afb. 2. Ik vervolg zijn brief op blad
zijde 231, daar schrijft hij dat de winter van
1802/1803 "was bestemd tot deze en geene
Sterrekundige waarnemingen, zoo tot onmid-
delyke bepaling der breedte van zommige
plaatsen, als tot derzelver Azimuth", maar
door de slechte weersomstandigheden is het
alleen maar gelukt om de Breedte van den
Domtoren te Utrecht, en van het Observato
rium der Hooge School aldaar' te bepalen. Hij
heeft de resultaten als bijlage bij zijn brief ge
voegd.
Toen men zich begin 1803 gereed maakte om
de metingen weer voort te zetten, kon Krayen-
hoff door een uitgebroken oorlog niet direct
gaan meten, maar moest hij zich eerst inzetten
voor de verdediging van de onder zijn leiding
vallende fortificaties. Nadat echter in juli dat
werk klaar was, begon hij met "den schakel
der waarnemingen op Haarlem te hervatten",
waarbij hij opmerkt: "de Hr. HUGUENIN,
Oud-Major der Mineurs, een zeer ervaren
man, vergezelde my, in plaats van den Heere
DE GELDER, op deze reize; zynde de laatstge
noemde agtergebleven, om zich met de bereke
ningen der reeds gedane en nog te doene waar
nemingen bezig te houden. Ondertusschen
werd onze arbeid telkens, door nieuwe orders
23
HHlKHOJiWA- JiKKTlSCHJT
HATAAT.SrifK Tfty.VTJJIJ.IKK
Afb. 2. De stand van de werkzaamheden aan het eind van 1803. Uit de "Algemeene Konst- en Letter-Bode",
1804, N°. 15, tussen de bladzijden 232 en 233. (Koninklijke Bibliotheek)
2019-1 De Hollandse Cirkel