is het Georef-Systeem, waarbij de aarde ver deeld is in 15-graads vakken die weer zijn onderverdeeld in 1-graadsvakken en die weer in 1-minuutsvakken. Op de kaart stonden de 1-minuutsvakken. Het draaistuk kon horizon taal om het tafelblad draaien. In het verticale deel zat een meetinrichting met hoogtelat en afstandsschaal, die verbonden was met een afstandsschuif met klokminutenaanwijzer en gridaanwijzer. Op het draaistuk zat een opzet- stuk met elevatiemechanisme, dat verticaal hoger en lager gericht kon worden, met links een klem voor de (losse) kijker en rechts een vizierarm met vizierring en kruisdraden. De luchtwachters werkten met zijn tweeën. De eerste luchtwachter draaide en richtte de op het instrument vastgemaakte kijker op het vlieg tuig en schatte de hoogte in op basis van visu ele waarneming. Daarmee kreeg het instru ment de goede richting en hellingshoek. De tweede luchtwachter verschoof handmatig de gridaanwijzer (nr. 7) over de afstandsschuif (nr. 4) tot de afstand op de hoogtelineaal (nr. 2) overeen kwam met de geschatte hoogte, die af te lezen was in de binnenonderhoek (nr. 13), waar de hoogtelineaal de afstandslineaal (nr. 3) kruiste. Het vak waar de gridaanwijzer dan naar wees is het te rapporteren viercijferige vak dat de positie van het vliegtuig aangaf. Dit vaknummer en de vliegrichting (afgelezen aan de klokminutenwijzer) meldde hij per vaste telefoon (waterdichte headset) aan een plotster in het luchtwachtcentrum, samen met de ge schatte hoogte en het aantal vliegtuigen en het herkende vliegtuigtype. Elke plotster nam drie posten voor haar rekening, zodat in het lucht- wachtcentrum aan de plottafel de positie van het vliegtuig met driehoeksmeting bepaald werd. Het instrument had in de praktijk wel een manco. De bediening nam teveel handelingen in beslag. En in een situatie waarbij de vlieg tuigen steeds sneller gingen (straalmotoren), duurde het melden van een vliegtuig al snel kostbare seconden te lang. Rond 1958 ging het KLD daarom over op vereenvoudigde kortere meldingen, waarbij alleen de kaart met land schappelijke herkenningspunten van het instru ment nog gebruikt werd. Als hulpmiddel om de afstandsschatting te vergemakkelijken voeg de het KLD aan de kaart cirkels van 2, 4, 6 en 8 km rond de eigen post toe. En om nog sneller een grove schatting van de positie en vliegrich ting van het vliegtuig te kunnen geven ging het KLD over op klokuren in plaats van klokminu- ten voor de positiebepaling en op windrichtin gen voor de vliegrichting. Deze werden ook op de rand van de luchtwachtpost geschilderd. De luchtwachtinstrumenten van het Korps Luchtwachtdienst zijn van het type Nehome uit de (toenmalige) Nedinscofabriek uit Venlo. Nedinsco (Nederlandse Instrumenten Com pagnie) leverde vaker instrumenten aan Defen sie. Er is geen enkel origineel exemplaar be waard gebleven. Maar tussen 2012 en 2017 zijn in totaal vier replica's vervaardigd, die tijdens openstelling van de luchtwachtposten in Warf- huizen (Gr.), Pannerden (Gl.), Strijensas (ZH) en Eede (Z) in werking te zien zijn. Mijnenuitkijkdienst De Mijnenuitkijkdienst (MUD) is opgericht in 1949 als onderdeel van de Koninklijke Marine. De dienst ressorteerde onder de Commandant der Zeemacht in Nederland. De MUD was een waarschuwingsdienst om door vliegtuigen af geworpen mijnen in belangrijke vaarwegen te signaleren. Ook hier waren in aanvulling op de toen nog beperkte radar extra ogen nodig om de waterzuilen van in of voor een vaarroute vallende mijn of granaat te lokaliseren. Men vreesde dat vijandige Sovjetvliegtuigen door het werpen van mijnen die vaargeulen ontoe gankelijk zouden maken. Dit zou de scheep vaart blokkeren, wat een ernstige bedreiging vormde in de gehele oorlogvoering op het land. En doordat de handelsvloot niet kon uitvaren bestond het risico dat in geval van een neder laag deze onbeschadigd in handen van de vijand zou vallen. Om de waterzuilen van in water vallende mij nen te kunnen waarnemen zette de MUD een systeem van circa 245 uitkijkposten op langs vier belangrijke waterwegen: Westerschelde, Maas/Nieuwe Waterweg, Noordzeekanaal/ IJmuiden en Schulpengat/Den Helder/Texel. De uitkijkposten stonden 800 tot 1500 meter uit elkaar, grotendeels op de wal (waluitkijk- posten of WUP's) en deels op vaartuigen, daar waar de afstand tussen de oevers te groot was (scheepsuitkijkposten of SUP's). De mijnen- wachters bestonden wegens gebrek aan 4 2019-1 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2019 | | pagina 6