sinds de oudheid voor mensen op aarde het opmerkelijkste astronomische verschijnsel en het is daarom dat sterrenkundigen zich sinds dien met de voorspelling van zonsverduisterin gen hebben beziggehouden, om daarbij in de loop der eeuwen een opmerkelijk hoge graad van precisie te bereiken. Die precisie was vol doende om, van geval tot geval, de loop van de schaduwkegel in de ruimte op voorhand vast te leggen en de vorm van het traject op aarde te voorspellen. Hoe de schaduw zich geografisch (dus op aarde) in plaats en tijd verplaatste werd verder bepaald door de vorm en ruimtelijke oriëntering van de aarde; dus in belangrijke mate door geodetische kennis. Dat over wegend, was - in het geval van een zons verduistering - het traject van de kernschaduw, zoals die de aarde raakte, te beschouwen als een kromme maatlat met tijdsindeling; aan leiding om die - zij het incidenteel - geodetisch te benutten. Staande binnen het traject van de kern- schaduw, zou een waarnemer met klok het ge zochte tijdstip van dichtste nadering tussen maan en zon plaatselijk kunnen vaststellen, in geval van een totale verduistering bijvoorbeeld, als het gemiddelde van de momenten van begin en einde van de totaliteitsfase. Doet een tweede waarnemer op grote afstand dat met een gelijklopende klok, dan is het verschil tus sen de aldus gemeten tijdstippen van dichtste nadering, op grond van de voorspelde regio nale snelheid van de kernschaduw, een maat voor de intussen doorlopen afstand op aarde; mogelijk enkele duizenden kilometers. Met dit in gedachte werden fotografische opname- en fotometrische registratietechnieken bedacht en ontwikkeld om de geografisch unieke gelegen heden te kunnen benutten. Zonsverduisteringen Hoewel, zoals opgemerkt, de maan als geode tisch waarnemingsobject in het midden van de 18de eeuw in het algemeen had afgedaan, wees de Russische sterrenkundige JOHANN ALBRECHT EULER (1734-1800) - zoon van de bekende wiskundige Leonhard Euler - al in 1768 op de mogelijkheid om waarnemingen van de maan te benutten bij graadmetingen van de aarde. Bij gebrek echter aan hiervoor benodigde waarnemingsapparatuur bleef het daarbij, totdat de Poolse sterrenkundige TADEUSZ BANACHIEWICS (1882-1954) kwam met nauwkeurig in tijd gecontroleerde film- en registratieapparatuur (zijn 'chrono- kinematograaf'), voor het eerst door hem te Gallivare in Zweeds Lapland ingezet bij de waarneming van de totale zonsverduistering van 29 juni 1927. Door Banachiewics' succes gestimuleerd en vooruitziend naar de totale eclips voor 9 juli 1945 die Zweden en Finland zou aandoen, bereidde ILMARI BONS- DORFF (1879-1950) zich als directeur van het Finse geodetische onderzoeksinstituut te Hel sinki tijdig voor op geodetische waarnemingen te Kokkola (aan de Botnische Golf) en, 300 kilometer zuidoostelijk, aan het meer Hauke- vesi.16 Het succes daarmee zette Bonsdorff aan tot een grotere stap met nieuwe apparatuur en mogelijkheden: bijna 5.500 kilometer van Bra zilië tot de goudkust in Afrika, ter gelegenheid van de eclips van 20 mei 1947. Ondanks enige mankementen aan de apparatuur en de drei- 63 Het totaliteitstraject bij de zonsverduistering van 9juli 1945 16 Kakkuri 2019-2 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2019 | | pagina 13