gende of aanwezige bewolking slaagden de waarnemers, onder wie T.J. Kukkamaki (later in Nederland ook bekend vanwege zijn metin gen op de Loenermark), erin voldoende foto grafisch materiaal te verzamelen om de oceaan met een onzekerheid van 140 meter te over bruggen17; met 1:40.000, al met al bijna even nauwkeurig als de beste primaire klassieke triangulaties over land! Dat gaf aanleiding tot verdere pogingen; met name op 30 juni 1954, een gelegenheid die - met inzet van de aldaar werkzame Finse geodeet V. Heiskanen - ook in Amerika te baat werd genomen, maar, voor namelijk als gevolg van bewolking, met pover resultaat. Hoe uitdagend het geodetisch ge bruik van zonsverduisteringen ook was, leid den ervaringen als deze gaandeweg tot het in zicht dat het regionaal uitzonderlijke optreden van een totale eclips in samenhang met plaat selijke coïncidentie van de passage van de aardschaduw en een wolkenloze hemel geen uitzicht bood op een operationele geodetische methode. Stersbedekkingen en -afstanden Desalniettemin behoefde de maan geodetisch niet te worden vergeten, want al is een zons verduistering dan geen alledaags hemelver schijnsel, de bedekking (verduistering) van een willekeurige andere ster door de maan is dat wel. Zich - trouwens, evenals bij een zonsver duistering - met een hoeksnelheid van onge veer zijn eigen schijnbare diameter (ongeveer xh graad) ten opzichte van de sterrenhemel ver plaatsend, verduistert de maan - voor maxi maal een uur dus - voortdurend sterren die, afhankelijk van de plaats van een waarnemer op aarde, eerder of later worden bedekt; een verschijnsel dat genoemde Johann Werner al had ontdekt en dat hij voorstelde als uitgangs punt voor een methode van relatieve plaats bepaling op aarde te nemen. Probleem met de toepassing van Werners idee was dat in zijn tijd niet was vast te stellen of waarnemers de bedekking wel op eenzelfde moment zagen; een probleem dat in het midden van de 18de eeuw doeltreffend was opgelost met John Harrisons mechanische klok. Meetkundig te bezien, was een stersbedekking te beschouwen als de verduistering van een denkbeeldige zon op quasi oneindige afstand en was het in de jaren 50 van de 20ste eeuw in de geodesie 'slechts' een idee om sterren te gaan gebruiken in plaats van de plaatselijk zeldzaam ver duisterde zon. Het waren bij uitstek enkele Amerikaanse geodeten die zich op zulk ge bruik toelegden: JOHN A. O'KEEFE (1916 2000) - destijds werkzaam bij de U.S. Army Map Service (AMS), sinds 1958 bij NASA - en SOREN W. HENRIKSEN (1916-2011), sinds 1951 - aanvankelijk onder leiding van O'Keefe - eveneens bij de AMS. 64 totale zonsverdusstering met hslfschaduwzones (totale} Sterdekkïng Anders dan bij een totale zonsverduistering, is er bij een stersbedekking geen halfschaduw (tekening: schrijver) 17 Ka kku ri en Roelofs 2019-2 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2019 | | pagina 14